§6.2 & §6.3 - Verteringsstelsel en verteringsenzymen

Welkom
- Schrift, boek op tafel
- Les §6.2/§6.3 - Verteringsstelsel en 
verteringsenzymen

Leerdoelen
5. Je beschrijft het verschil tussen mechanische verkleining en chemische vertering. 
6. Je legt uit voor welk type voedingsstoffen vertering nodig is.
7. Je licht de functie(s) toe van de organen die betrokken zijn bij de vertering.
8. Je beschrijft wat additieven zijn en berekent via hun ADI-waarde mogelijke gezondheidsrisico's.
9. Je licht het verband tussen de vorm en functie van enzymen toe en beschrijft de naamgeving.
10. Je licht aan de hand van optimumkromme de invloed van de temperatuur en de pH toe oude snelheid van een enzymreactie.
11. Je beschrijft de stappen van de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten.
Huiswerk
Lezen §6.4
Maken §6.2 - opdr. 26, 28, 29, 30, 35, 38, 39, 41
Maken §6.3 - opdr. 45, 46, 47, 50, 51, 53, 55, 56


1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
- Schrift, boek op tafel
- Les §6.2/§6.3 - Verteringsstelsel en 
verteringsenzymen

Leerdoelen
5. Je beschrijft het verschil tussen mechanische verkleining en chemische vertering. 
6. Je legt uit voor welk type voedingsstoffen vertering nodig is.
7. Je licht de functie(s) toe van de organen die betrokken zijn bij de vertering.
8. Je beschrijft wat additieven zijn en berekent via hun ADI-waarde mogelijke gezondheidsrisico's.
9. Je licht het verband tussen de vorm en functie van enzymen toe en beschrijft de naamgeving.
10. Je licht aan de hand van optimumkromme de invloed van de temperatuur en de pH toe oude snelheid van een enzymreactie.
11. Je beschrijft de stappen van de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten.
Huiswerk
Lezen §6.4
Maken §6.2 - opdr. 26, 28, 29, 30, 35, 38, 39, 41
Maken §6.3 - opdr. 45, 46, 47, 50, 51, 53, 55, 56


Slide 1 - Tekstslide

Vertering
  • Doel = voedingsstoffen klein genoeg maken om op te nemen in bloed.

  • Het afbreken van grote moleculen (macromoleculen, polymeren) tot kleine moleculen (monomeren) met behulp van verteringsenzymen.

  • Alles wat bruikbaar is neem je op in je darmen, restanten (onverteert/onverteerbaar) poep je uit.

Slide 2 - Tekstslide

Route
van voedsel
door je spijs-
verteringskanaal

Slide 3 - Tekstslide

Mechanische & Chemische vertering
  • Mechanische vertering: Kleiner maken en mengen van ingeslikt voedsel. Kauwen en kneden
    Belangrijk: zorgt voor oppervlaktevergroting!!

  • Chemische vertering: Verkleinen van macromoleculen (de voedingsstoffen) tot monomeren met behulp van enzymen.
    Ofwel enzymatische vertering: enzymen knippen grote voedingsstoffen kleiner.



Slide 4 - Tekstslide

Koolhydraten
Opdracht 
29 maken

Slide 5 - Tekstslide

Eiwitten
Opdr.
34 maken

Slide 6 - Tekstslide

Vetten

Slide 7 - Tekstslide

Stapsgewijze vertering
Zorg dat je weet welke voedingsstof, waar wordt afgebroken!
mond: zetmeel
maag:  eiwitten
12-vingerige darm: eiwitten, vetten, koolhydraten, DNA/RNA
dunne darm: eiwitten, koolhydraten, DNA/RNA

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Mondholte
  • Vertering start al in de mond
  • 6 speekselklieren => produceren speeksel.

  • Speeksel: verteringssap met het enzym (amylase) 
  • Breekt zetmeel (koolhydraat) af.


Slide 10 - Tekstslide

Slokdarm
  • Vervoeren van voedselbrij richting de darm.
  • Darmperistaltiek => knijpbeweging die voedsel voort duwt.

  • Kringspieren en lengtespieren trekken om de beurt samen.
  • Kringspieren maken het smaller (samentrekken)
  • Lengtespieren maken het wijder 
  • Peristaltische bewegingen ook in de maag en darmen

Slide 11 - Tekstslide

Maag
  • Opslagplaats (kan veel voedsel in)

  • Wand produceert maagsap (2,5L/ 24h)
  • Maagsap = enzymen + zoutzuur + slijm
  • Zoutzuur pH 1,5 => doodt bacteriën.

  • Slijm beschermt maagwand tegen zoutzuur.
  • Peptase verteert eiwitten tot peptiden.


Slide 12 - Tekstslide

Wanneer mag eten uit de maag?

Slide 13 - Tekstslide

Maagportier
  • De kringspier tussen de maag en de darmen.

  • Twaalfvingerige darm = eerste stukje darm na de maag.

  • Gaat open als eten ertegen duwt. 
  • Gaat daarna pas weer open als de zure brei minder zuur is geworden door het alvleessap wat er in de 12-v darm bij komt. 

Slide 14 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm
  • Eerste deel van je dunne darm

  • Afvoerbuizen vanaf de alvleesklier en galblaas
  • Alvleessap - pH8, en enzymen die koolhydraten, vetten en eiwitten (verder) verteren

  • Hoge pH neutraliseert maagsap en bij deze pH werken de enzymen het beste

Slide 15 - Tekstslide

Lever en Galblaas
  • Lever maakt gal
  • Gal wordt opgeslagen in galblaas
  • Bij vet eten komt gal in 12-vingerige darm
  • Grote vetdruppels worden klein gemaakt = emulgeren

Slide 16 - Tekstslide

Dunne darm
  • 5 m lang
  • Darmsapklieren => Toevoegen enzymen laatste stap vertering


  • Koolhydraten => monosacharide
  • Eiwitten => aminozuren
  • Vetten => vetzuren en glycerol


  • Opname voedingsstoffen en verteringsproducten


Slide 17 - Tekstslide

Te veel stoffen
Veel koolhydraten/suikers -> opgeslagen als vet
Kleurstoffen -> komen in bloed, zorgen voor druk gedrag

Kleur-/Geur-/Smaakstoffen: additieven

ADI -> Aanvaardbare Dagelijkse Inname (Binas 95B)
Hoeveelheid per kg lichaamsgewicht

Slide 18 - Tekstslide

Verteringsenzymen
Functie:
Moleculen van voedingsstoffen die je eet zijn meestal te groot om op te nemen via je darmen in je bloed.

Verteringsenzymen knippen moleculen in de kleinere stukken = chemische afbraak
(andere enzymen kunnen juist moleculen aan elkaar lijmen)

 

Slide 19 - Tekstslide

Enzymen
Verteringsenzym:
Eiwit dat een
molecuul kan
knippen

Slide 20 - Tekstslide

Enzymen
Substraat:
Molecuul dat
geknipt wordt.
Elk enzym hoort bij
één substraat.
Een enzym is 
specifiek.

Slide 21 - Tekstslide

Enzymen
Enzym-substraat-
complex:
Enzym en substraat
gebonden aan 
elkaar

Slide 22 - Tekstslide

Enzymen
Producten:
Moleculen die 
ontstaan na het 
knippen door het
enzym

Slide 23 - Tekstslide

Enzymen
Hergebruik:
Het enzym wordt niet 
verbruikt en kan dus 
opnieuw worden
gebruikt.

Maak opdr. 46

Slide 24 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Lage temperatuur:
Moleculen bewegen
langzaam

Slide 25 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Hoge temperatuur:
Moleculen bewegen
snel

Slide 26 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Denaturatie:
Vormverandering van 
eiwitten door te hoge
temperatuur of de
verkeerde zuurgraad.

Maak opdr. 51

Slide 27 - Tekstslide

Enzymen
Leg uit....




Slide 28 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Leg uit....




opdr. 51

Slide 29 - Tekstslide

Optimum
Elk enzym heeft zijn eigen optimumtemperatuur en optimum zuurgraad.

Slide 30 - Tekstslide

Naam van een enzym
De naam van een enzym is afgeleid van het substraat waar hij voor is.
Enzymen zijn vaak te herkennen aan de naam -ase

Maltase breekt maltose af, lipase breekt lipiden (vetten) af, sacharase breekt sacharose af enz enz.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
Werk aan de leerdoelen van §6.2 en §6.3

Maken §6.2 - opdr. 26, 28, 29, 30, 35, 38, 39, 41
Maken §6.3 - opdr. 45, 46, 47, 50, 51, 53, 55, 56

Klaar? Start met de begrippenlijst/mindmap/biologiepagina.

Slide 36 - Tekstslide