feedback writing assessment

Literatuur Middeleeuwen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Literatuur Middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
10 double periods until the summer
until the 19th of June (speaking assessment) we focus on speaking. 
After that we focus on the unit (literature after WO2) in one class and grammar/spelling (repeat and practise) in the second class.

Expectation: be present and get you ready for DP!!

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
feedback writing assessment
speaking assessment 19 juni over Anne Frank
verslag over Ieper (oefenen met spreken)

Slide 3 - Tekstslide

feedback writing assessment
Vragen?

Slide 4 - Tekstslide

Een persoonlijk verslag (personal report)

Een persoonlijk verslag is een tekst waarin je beschrijft wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd. Dat kan bijvoorbeeld een beschrijving zijn van een wedstrijd of een vakantie. Je vertelt de lezer alles wat hij moet weten. Dat doe je door in het verslag antwoord te geven op de 5w+h-vragen.

Slide 5 - Tekstslide

Zo schrijf je een persoonlijk verslag
• Schrijf kort de antwoorden op de 5w+h-vragen.
• Schrijf in de inleiding kort waar je verslag over gaat.
• Vertel in het middenstuk de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn (chronologisch). Gebruik woorden die een volgorde noemen. Bijvoorbeeld: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte, wanneer.
• Verdeel je tekst in alinea’s.
• Vertel in het slot je eigen mening (your opinion).

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf een kort verhaal
 Schrijf een kort verhaal over de schooltrip naar Ieper. Gebruik woorden voor tijd: eerst, daarna, toen, vervolgens etc.
Task 10 min.

Slide 7 - Tekstslide

words indicating time
eerst =first
daarna=after
 vervolgens=thereafter
toen=when (time) also conjuction word
verder=furthermore
ten slotte=finally

Slide 8 - Tekstslide

Spreek minimaal 2 minuten

Slide 9 - Tekstslide

VOEGWOORDEN

voegwoorden verbinden (connect) 
woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar

Slide 10 - Tekstslide

VOEGWOORDEN
die woorden en woordgroepen verbinden



VOORBEELD:
- Rik heeft twee honden en een kat.
- Hebben we straks Engels of wiskunde?

Slide 11 - Tekstslide

VOEGWOORDEN
die twee zinnen verbinden
zijn, dus, en, maarof, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel mits, nadat, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Conjuction words-voegwoorden
voorbeelden met toen (when):
Hij danste. Hij hoorde muziek.
Hij danste toen hij muziek hoorde.
Toen hij muziek hoorde, danste hij.
Zij verhuisde naar Nederland. Zij was toen drie jaar.
Zij verhuisde naar Nederland toen zij drie jaar was.
Toen zij drie jaar was, verhuisde zij naar Nederland.






Slide 14 - Tekstslide

Welk woord is het voegwoord?
Aznar had Tim uitgenodigd voor zijn verjaardag, maar hij kon niet komen.

Slide 15 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Romy leest haar e-mail, terwijl ze een broodje eet.

Slide 16 - Open vraag

Anne dook onder, omdat ze bang was voor de Duitsers.

Slide 17 - Open vraag

Maak 1 zin met omdat:
Ik eet een ijsje. Het is warm.

Slide 18 - Open vraag

Maak 1 zin met omdat:
Ik eet een broodje. Ik heb honger.

Slide 19 - Open vraag

Maak een zin met want:
Ik doe een jas aan. Ik heb het koud.

Slide 20 - Open vraag

Task
Exercise (copy) voegwoorden

Slide 21 - Tekstslide