Tenses en wordorder

Grammatica

 present simple, past simple, present perfect
wordorder
Doel: Je weet wanneer je de present, past simple en de present perfect moet gebruiken.
Je kunt goede Engelse zinnen maken (woordvolgorde)



1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica

 present simple, past simple, present perfect
wordorder
Doel: Je weet wanneer je de present, past simple en de present perfect moet gebruiken.
Je kunt goede Engelse zinnen maken (woordvolgorde)



Slide 1 - Tekstslide

Welke tijd is hier gebruikt?

My internship is a lot of fun.
stopwatch
00:00
A
Past continuous
B
Present continous
C
Past simple
D
Present simple

Slide 2 - Quizvraag

Wat weet je over de present simple?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Present simple 
Signaalwoorden:

always
often
ever
sometimes
every day
never
usually
every week

Slide 5 - Tekstslide

PRESENT CONTINOUS
Present contiNUous: gebeurt NU 
Always use this form:
1. am, is / are 
2. infinitive
3. -ing 

Example: They are working now


Slide 6 - Tekstslide

Present Continuous signaal woorden
Now 
Right now
As we speak
Currently
At the moment
Listen!
Look!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Past simple/ present perfect
De verleden tijd (past simple) en de voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) worden zowel in het Engels als Nederlands gebruikt. Maar er zijn verschillen.
 
Ik heb haar gisteren gezien. (voltooid tegenwoordige tijd)
I saw her yesterday. (past simple) Nooit: I have seen her yesterday. (present perfect)

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen past simple and present perfect?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

I _____ (to know) Karim and Ahmed since I _____ (to be) a child.

Slide 25 - Open vraag

Between 2014 and 2016 the company _____(to upgrade) all its computers and software.

Slide 26 - Open vraag

We _____ (to live) in London for some time. We really like it here.

Slide 27 - Open vraag

Oh no! I _____ (to lose) my new smartphone!

Slide 28 - Open vraag

Wat ken je nog van vorige week?
  • Per duo een whiteboard, overleg samen.
  • Ik laat 4-6 grammatica zinnen zien, geef de juiste vervoeging, present simple of present continuous, past simple of present perfect.
  • Ik kies willekeurig iemand om uit te leggen waarom hij/zij gekozen heeft voor het antwoord.

Slide 29 - Tekstslide

Present simple vs present continuous



Italian restaurants usually ------------ (to serve) pizza Margherita.





Slide 30 - Tekstslide

Present simple vs present continuous



They ------------ (to test) the new products as we speak.

Slide 31 - Tekstslide

Present simple vs present continuous


Jenny always ------------ (to put) a lid on the pan to make the water boil faster.

Slide 32 - Tekstslide

Past simple vs present perfect



We ----------- (to see) this musical five times already.

Slide 33 - Tekstslide

Past simple vs present perfect


Harvey ----------- (to run) the London Marathon last year.

Slide 34 - Tekstslide

Past simple vs present perfect


We ----------- (to choose) to go to an Italian restaurant last weekend.

Slide 35 - Tekstslide

Woordvolgorde
    
                                                    
                                         Doe je al mee?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

De woordvolgorde in een schema:

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

We
a present
gave
to our friend
at her birthday

Slide 43 - Sleepvraag

Darnell
eaten
has
just now
the hotdog

Slide 44 - Sleepvraag

?
did
in the cinema
you
see that film

Slide 45 - Sleepvraag

at work
designed
for safety
these rules
were

Slide 46 - Sleepvraag

Zet het bijwoord op de juiste plek:
This is the best helmet. (definitely)

Slide 47 - Open vraag

Zet het bijwoord op de juiste plek:
We took the bus. (regularly)

Slide 48 - Open vraag

Zet het bijwoord op de juiste plek:
Could you check her pulse? (possibly)

Slide 49 - Open vraag

Zet het bijwoord op de juiste plek:
You shouldn't interrupt me. (always)

Slide 50 - Open vraag

Vragen? 
Inschrijven voor examens periode 3:
schrijven/spreken/gesprekken voeren/centraal examen

Wie wil individueel oefenen met mij?

Slide 51 - Tekstslide

Opdrachten
Nu Engels - Grammar

Grammar practice verbs:
  • Grammar 28 present simple vs present continuous
  • Extra grammar 28

  • Grammar 30 past simple vs present perfect
  • Extra grammar 30

Grammar practice: sentences
  • Grammar 13: word order
  • Extra grammar 13

Verdieping via licentie Nu Engels trainers


Slide 52 - Tekstslide