Examentraining: Marketing en Onderzoek 1

Examentraining: Marketing en Onderzoek 1
1.1 t/m 1.10
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Examentraining: Marketing en Onderzoek 1
1.1 t/m 1.10

Slide 1 - Tekstslide

Lezen uit reader: 1.1, 1.2, 1.3

Slide 2 - Tekstslide

Quiz: 1.1, 1.2, 1.3

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een relatief marktaandeel?
A
Een makelaar verkoopt de helft minder huizen dan zijn grootste concurrent.
B
Een makelaar verkoopt een kwart van alle huizen die in een jaar verkocht zijn.
C
Een makelaar verkoopt een vijfde meer huizen door de economische groei.

Slide 4 - Quizvraag

Relatief marktaandeel
Betekenis van relatief marktaandeel: Marktaandeel van een product gedeeld door het marktaandeel van het product van de grootste concurrent op dat gebied. Het relatief marktaandeel geeft een goed beeld van hoe jouw product zich verhoudt tegenover de marktleider in het segment.

Slide 5 - Tekstslide

De Jong ICT-oplossingen heeft op dit moment twee bedrijfswagens. Doordat het bedrijf groeit, wil De Jong vier extra bedrijfswagens aanschaffen.

Van welk type vraag is hier sprake?
A
Additionele vraag
B
Initiële vraag
C
Vervangingsvraag

Slide 6 - Quizvraag

Additionele vraag
De additionele vraag is de extra vraag van een afnemer die al in het bezit is van een product om deze aan te vullen met eenzelfde extra product, zoals de aanschaf van een tweede auto of televisie voor op de slaapkamer.

Slide 7 - Tekstslide

Bij welke marktvorm heeft een aanbieder nauwelijks invloed op de prijs?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volledige mededinging

Slide 8 - Quizvraag

Volledige mededinging
Bij volledige mededinging zijn er veel aanbieders en het product is homogeen. Dit komt vooral voor bij de veiling van agrarische producten: denk aan appels, tarwe, vlees, aardappelen. Je kunt aan het product niet zien wie het gemaakt heeft. Het verschil met homogeen oligopolie is dat bij volledige mededinging veel aanbieders op de markt zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Welk kenmerk hoort bij een verkopersmarkt?
A
De vraag is groter dan het aanbod, aanbieders hebben grote invloed op de prijs.
B
De vraag is groter dan het aanbod, afnemers hebben grote invloed op de prijs.
C
Het aanbod is groter dan de vraag, aanbieders hebben grote invloed op de prijs.
D
Het aanbod is groter dan de vraag, afnemers hebben grote invloed op de prijs.

Slide 10 - Quizvraag

Verkopersmarkt
Marktsituatie waarin de verkopende of aanbiedende partijen de prijs en transactievoorwaarden voor zekere goederen of diensten kunnen bepalen, veelal doordat de vraag het aanbod overtreft; gunstige marktsituatie voor verkopers. Bijvoorbeeld: Is de vraag naar huizen groter dan het aanbod van te koop staande huizen? Dan spreken we van een verkopersmarkt. 

Slide 11 - Tekstslide

Een centrum voor dagbehandeling biedt fysiotherapie voor ouderen aan.

Van welke marketingvorm is dit een voorbeeld?
A
Business-to-businessmarketing
B
Consumenten marketing
C
Dienstenmarketing
D
Handelsmarketing

Slide 12 - Quizvraag

Dienstenmarketing
Dienstmarketing is specifiek gericht op de marketing van diensten, er worden geen producten verkocht. Deze diensten zijn niet deelbaar of tastbaar en worden tegelijkertijd geproduceerd als geconsumeerd. De marketingactiviteiten van een dienst zin erop gericht om de potentiële afnemer te overtuigen om de dienst van het bedrijf af te nemen.

Slide 13 - Tekstslide

Lezen uit reader: 1.4, 1.5, 1.6, 1.7

Slide 14 - Tekstslide

Quiz: 1.4, 1.5, 1.6, 1.7

Slide 15 - Tekstslide

Eén van de fases in het marktonderzoekproces is het analyseren en interpreteren van gegevens.
Wat is de volgende fase in het marktonderzoeksproces?
A
Presentatie en evaluatie
B
Probleemanalyse
C
Rapportage
D
Verzamelen van gegevens

Slide 16 - Quizvraag

Marktonderzoekproces 
Fase 1: Probleemanalyse
Fase 2: Opstellen onderzoeksplan
Fase 3: Verzamelen van gegevens
Fase 4: Analyse en interpretatie gegevens
Fase 5. Rapportage
Fase 6: Presenteren en evalueren




Slide 17 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van kwantitatief onderzoek?
A
Gegevens die cijfermatig inzicht geven
B
Gegevens uit interne bronnen
C
Gegevens verzameld uit deskresearch

Slide 18 - Quizvraag

Kwantitatief onderzoek
Variabelen die in getallen te vatten zijn, aantallen, prijs, omzet etc.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van fieldresearch?
A
Gegevensverzameling is relatief goedkoop.
B
Gegevensverzameling is snel uitvoerbaar.
C
Gegevensverzameling levert primaire data op.

Slide 20 - Quizvraag

Fieldresearch
Verzamelen en verwerken van primaire (nieuwe) gegevens uit eigen onderzoeken.

Slide 21 - Tekstslide

Welk kenmerk hoort bij een gestructureerd interview?
A
Biedt veel ruimte om door te vragen.
B
De volgorde van vragen kan worden aangepast.
C
De vragen liggen vooraf al vast.

Slide 22 - Quizvraag

Gestructureerd interview
Een gestructureerd interview is een persoonlijk vraaggesprek waarbij alle vragen vooraf exact zijn uitgeschreven en de vragenlijst in de voorgeschreven volgorde wordt doorlopen. Met deze vorm van kwalitatief interview zijn onderzoeksresultaten het snelst beschikbaar.

Slide 23 - Tekstslide

Welk type enquête is het meest betrouwbaar en heeft de hoogste respons?
A
Digitale enquête
B
Face-to-face-enquête
C
Telefonische enquête

Slide 24 - Quizvraag

Face-to-face-enquête
Een face-to-face enquête is een fysieke manier van de “vragenlijst” waarbij iemand in levende lijven de enquête bij jou afneemt. Deze vorm is betrouwbaar en levert de hoogste respons. Aan de andere kant is deze vorm van enquêteren kostbaar omdat het veel tijd kost. Ook bestaat de kans op beïnvloeding omdat je als onderzoeker extra informatie kan geven aan degene die de vragen beantwoord.

Slide 25 - Tekstslide

Een vaste groep van personen die regelmatig deelneemt aan onderzoek.

Welke methode van onderzoek is hier beschreven?
A
Experiment
B
Groepsdiscussie
C
Panel

Slide 26 - Quizvraag

Panel
Een vaste groep mensen die regelmatig meewerken aan verschillende onderzoeken om hun mening te geven. Door de min of meer gelijkblijvende samenstelling van het panel (respondenten) kan men veranderingen beter vaststellen dan wanneer steeds een wisselende groep van respondenten aan het onderzoek deelneemt.

Slide 27 - Tekstslide

Bij welke methode van onderzoek is beïnvloeding van de uitkomsten door de onderzoeker niet mogelijk?
A
Experiment
B
Observatie
C
Panel

Slide 28 - Quizvraag

Observatie
Verzamelen van informatie door het waarnemen (observeren) van gedrag van de personen waar een bedrijf/organisatie informatie van nodig heeft. De persoon weet niet dat hij/zij geobserveerd wordt. Soms direct: passantenonderzoek, etalageonderzoek; en soms indirect via meting van aankopen: retail store audit.

Slide 29 - Tekstslide

Lezen uit reader: 1.8, 1.9, 1.10

Slide 30 - Tekstslide

Een schaatsenfabrikant voert onderzoek uit. De centrale vraag luidt: ‘Waarom is de afzet van schaatsen in het noorden hoger dan in het zuiden?’.

Welk soort onderzoek past bij deze vraag?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Verkennend onderzoek
C
Verklarend onderzoek

Slide 31 - Quizvraag

Verklarend onderzoek
Verklarend onderzoek heeft tot doel om verbanden te vinden tussen oorzaak en gevolg. Bij dit soort onderzoek probeert de onderzoeker vast te stellen of een bepaald gebeuren een goede verklaring is voor een bepaalde verandering. Dit komt tot uiting in het onderzoeksontwerp. Verklarend onderzoek kan worden getypeerd met een vraagstelling als: ‘Hoe komt het dat …..’, of ‘Waarom…’ Een voorbeeld van een dergelijk onderzoek is vraag waarom steeds meer mensen overgewicht hebben

Slide 32 - Tekstslide

Een installatiebedrijf heeft de volgende onderzoeksvraag. ‘Welke factoren hebben invloed op de tevredenheid van onze klanten?’

Welk soort onderzoek past bij deze vraag?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Verkennend onderzoek
C
Verklarend onderzoek

Slide 33 - Quizvraag

Verkennend onderzoek
Is meestal ongestructureerd, informeel onderzoek om achtergrond informatie te verkrijgen over de aard van het onderzoeksprobleem en welke factoren er spelen. Het word meestal gedaan als de onderzoeker niet veel over het probleem weet en extra informatie nodig heeft , of nieuwe of recentere informatie wil hebben.

Slide 34 - Tekstslide

De mate waarin de resultaten van een onderzoek bij herhaling overeen zullen komen met het voorgaande onderzoek.

Welk begrip is hier beschreven?
A
Betrouwbaarheid
B
Representativiteit
C
Validiteit

Slide 35 - Quizvraag

Betrouwbaarheid
In de context van een onderzoek heeft het begrip betrouwbaarheid (Engels: reliability) betrekking op de manier van meten. Het geeft aan in hoeverre de resultaten van een onderzoek bij herhaling overeen zullen komen met het eerdere onderzoek. 

Om de betrouwbaarheid van je onderzoek te bepalen beantwoord je de vraag: “Als ik hetzelfde nog een keer zo zou onderzoeken en de omstandigheden zijn niet veranderd, krijg ik dan dezelfde uitslag?” Een betrouwbaar onderzoek is dus reproduceerbaar.

Slide 36 - Tekstslide

De mate waarin een onderzoek daadwerkelijk meet wat er gemeten moet worden.

Welk begrip is hier beschreven?
A
Betrouwbaarheid
B
Nauwkeurigheid
C
Validiteit

Slide 37 - Quizvraag

Validiteit
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk meet wat er gemeten moet worden. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als ‘vertrouwen’ wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument (soort onderzoek, type vragen, etc) dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel. Om de validiteit van je onderzoek vast te stellen geef je antwoord op de vraag: “Is de manier waarop ik mijn onderzoek in de praktijk heb uitgevoerd, ook werkelijk de beste manier om mijn hoofd- en deelvragen te beantwoorden?”

Slide 38 - Tekstslide

Een manager van een restaurant krijgt regelmatig klachten over de onvriendelijkheid van de bediening.

Met wat voor soort marktonderzoek kan de manager inzicht in de klachten krijgen?
A
Afnemersanalyse
B
Klanttevredenheids onderzoek
C
Koopgedraganalyse
D
Productevaluatie

Slide 39 - Quizvraag

Klanttevredenheidsonderzoek
Klanttevredenheid is voor veel bedrijven van groot belang, omdat kwaliteit en tevredenheid noodzakelijk zijn voor het verbeteren van de prestaties. Met een tevredenheidsonderzoek kan de tevredenheid van een bepaalde doelgroep (klanten, medewerkers, leveranciers of de maatschappij) van een organisatie, product of dienst in kaart worden gebracht. Aan de hand van de verzamelde gegevens (meestal kwantitatief onderzoek) worden er conclusies getrokken, die tevens het uitgangspunt vormen voor een optimalisatie van de tevredenheid onder klanten, welke vervolgens moet bijdragen aan een verbetering van de bedrijfsresultaten.

Slide 40 - Tekstslide

Een fabrikant van koffiemachines wil graag weten hoe het bedrijf ervoor staat ten opzichte van andere organisaties in dezelfde branche.
Welke vorm van onderzoek moet het bedrijf hiervoor uitvoeren?
A
Afnemersanalyse
B
Benchmarking

Slide 41 - Quizvraag

Benchmarking
Een benchmark is een vergelijkend onderzoek waarbij de prestaties van organisaties, producten, diensten of programma’s op identieke wijze worden onderzocht en met elkaar worden vergeleken. Hoe de benchmark precies wordt ingericht is afhankelijk van de kwaliteitscriteria die gemeten worden. Als dit is vastgesteld worden alle organisaties, diensten, producten, activiteiten, programma’s op dezelfde manier gemeten en langs dezelfde meetlat gelegd. Over deze sterke punten kunnen de verschillende organisaties dan van elkaar leren. Met een benchmark leer je dus welke kwaliteit jij biedt en wat vergelijkbare organisaties bieden. 

Slide 42 - Tekstslide

Dit was hoofdstuk 1.
Bij de volgende examentraining Marketing en Onderzoek gaan we ons verdiepen in hoofdstuk 2 en een begin maken aan hoofdstuk 3.

Slide 43 - Tekstslide