Hoofdstuk 1 en 2

Welkom M3a!
12 oktober
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom M3a!
12 oktober

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
pv, ow, wwg, lv, mwv, bwb

(1) ‘WAAROM |BEVATTEN |GESCHIEDENISBOEKEN |BIJNA GEEN MEISJES?|’

(2) Dat |vroegendrie leerlingen |aan geschiedenisleraar Richard Zuiderveld. (3) Het antwoord| wist |hij |ook| niet. (4) Hierdoor| besloot| hij |een nieuw boek met vrouwen uit de geschiedenis| te maken. (5) Dit nieuwe boek |heet | Powervrouwen.


Slide 3 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
pv, ow, wwg, lv, mwv, bwb
(6) Geschiedenisboeken| gaan |meestal over mannen|, want| zij |werkten| vroeger| vaker op belangrijke en machtige posities. (7) Vrouwen| kregen| deze kans | vaak| niet| en |moesten| thuis| blijven. (8) Toch |moeten |een aantal belangrijke verhalen over vrouwen | ook |verteld| worden|, |want|
die |laten |een andere kant van de geschiedenis |zien|. (9) Voor zijn boek |zocht |Zuiderveld |verhalen waarin vrouwen de hoofdrol spelen|. (10) Hij |koos |35 boeken |uit |en |hij |schreef |de verhalen |levensecht |op voor zijn grootste fans.

Slide 4 - Tekstslide

Proefwerk

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 1

- Lezen 
Hoofdzaken, hoofdgedachte
- Woordenschat 
Woordraadstrategieën, alle woorden
- Grammatica
Zinsdelen (pv, ow, wg, lv, mv, bwb)
- Spelling
Leestekens
Hoofdstuk 2

- Lezen
Tekstdoel, publiek
- Woordenschat
Formeel taalgebruik, alle woorden
- Formuleren
Enkelvoudige zin, samengestelde zin, voegwoorden
- Spelling
Samengestelde zin, pv

Slide 6 - Tekstslide

Lezen

Slide 7 - Tekstslide

Welke zaken zet je in een samenvatting van de tekst?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 8 - Quizvraag

Waar vind je GEEN hoofdzaken?
A
Inleiding
B
Slot
C
Tussenkopjes
D
Voorbeelden

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdzaken en bijzaken (blz. 12)
Hoofdzaken: wat in een tekst belangrijk is.
Vind je in: inleiding, slot, en in de belangrijkste zin van elke alinea, tussenkopjes.

Bijzaken: wat in een tekst minder belangrijk is, zet je niet in een samenvatting.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een hoofdgedachte?

Slide 11 - Open vraag

Hoofdgedachte (blz. 12)
  • Het belangrijkste van de tekst in één zin.
  • Vind je vaak in de inleiding of in het slot.

Slide 12 - Tekstslide

Koppel de tekstsoorten aan het juiste tekstdoel.
Informeren
Overtuigen
Waarschuwen
Activeren
Instrueren
schoolboek
tekst
ingezonden brief
Folder
advertentie AH
recept

Slide 13 - Sleepvraag

Tekstdoelen (blz. 38)
De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken.

Informeren: krantenartikel, nieuwsbericht, schoolboektekst
Overtuigen: reactie op een website, ingezonden brief
Waarschuwen: reclametekst, advertentie, folder
Activeren: reclametekst, advertentie
Instrueren: gebruiksaanwijzing, recept, handleiding

Slide 14 - Tekstslide

Waar kan je aan zien wat het publiek is van de tekst?

Slide 15 - Open vraag

Publiek (blz. 39)
De groep voor wie de schrijver zijn tekst schrijft
Kan je zien aan: onderwerp, lay-out, de bron en het taalgebruik

Slide 16 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 17 - Tekstslide

Welke strategieën kan je inzetten om de betekenis van een onbekend woord te zoeken?

Slide 18 - Open vraag

Grammatica

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de pv in de volgende zin:
Toms ouders hebben hem een auto beloofd.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het ow in de volgende zin:
Toms ouders hebben hem een auto beloofd.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het wwg in de volgende zin:
Toms ouders hebben hem een auto beloofd.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het lv in de volgende zin:
Toms ouders hebben hem een auto beloofd.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het mw in de volgende zin:
Toms ouders hebben hem een auto beloofd.

Slide 24 - Open vraag

Wat is de bwb in de volgende zin: Gisteren ben ik niet vrolijk naar huis gelopen.

Slide 25 - Open vraag

Zinsdelen (blz. 30 en 211)
  1. Pv (tijdproef, vraagproef, aantal veranderen)
  2. Zinsdelen (alle woorden/zinsdelen die je voor de pv kan plaatsen zijn een zinsdeel)
  3. Ow (wie/ wat + pv of aantal veranderen)
  4. Wwg (alle werkwoorden in de zin)
  5. Lv (wie/wat + pv + ow)
  6. Mv (aan wie/wat + pv + ow +lv)
  7. Bwb (de rest, antwoord op vragen als waar, waarom, hoe, enz.)

Slide 26 - Tekstslide

Formuleren

Slide 27 - Tekstslide

Wat is dit voor zin:
Opa praat graag over vroeger, want alles was toen beter.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm/zijn de persoonsvormen in deze zin:
Opa praat graag over vroeger, want alles was toen beter.

Slide 29 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een voegwoord

Slide 30 - Open vraag

Samengestelde zinnen (blz. 56)
  • Enkelvoudige zin: een zin met één persoonsvorm en één onderwerp
  • Samengestelde zin: een zin met twee of meer persoonsvormen. Bevat een voegwoord.

Voegwoord: en, maar, want, omdat, enz.

Slide 31 - Tekstslide

Spelling

Slide 32 - Tekstslide

Typ de zin over met hoofdletters en leestekens:
jayden zei ik ben in aruba geboren maar ik woon al tien jaar in nederland

Slide 33 - Open vraag

Citeren (blz. 32)
Deze leestekens ken je al: punt, komma, vraagteken, uitroepteken en dubbele punt

Zo citeer je:
1. Zet voor het citaat een dubbele punt
2. Begin het citaat met een hoofdletter en eindig het met een punt, vraagteken of uitroepteken
3. Zet het citaat tussen aanhalingstekens
Marthe zei: 'Ik haal wel even brood bij de bakker.'

Slide 34 - Tekstslide

Typ de zin over met hoofdletters en leestekens:
zullen we volgend jaar naar appelpop gaan vroeg mijn vriendin

Slide 35 - Open vraag

Typ de zin over met hoofdletters en leestekens:
ik hoef niet per se mee zei ik

Slide 36 - Open vraag

Citeren (blz. 32)
Als het citaat vooraan staat, gebruik je geen dubbele punt.

  • Je zet achter het citaat een komma. Je zet geen punt aan het einde van het citaat.
'De roosterwijzigingen staan op de website', zei meneer Van Dam.

  • Als het leesteken op een ! of ? eindigt, schrijf je geen komma
'We zijn kampioen!' joelde Ferry.

Slide 37 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm/ zijn de persoonsvormen in de volgende zin:
Terwijl de toeschouwers de zaal verlieten, werd de muur gereinigd.

Slide 38 - Open vraag

Pv in een samengestelde zin (blz. 58)
In samengestelde zinnen staat meer dan één persoonsvorm.

Zo spel je de persoonsvorm goed:
  1. Kijk of de zin in de tegenwoordige tijd of verleden tijd staat
  2. Kijk of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken
  3. Vul de juiste vorm van het werkwoord in

Slide 39 - Tekstslide

De Bosnische bondscoach ... (worden) gisteren als opvolger van Robert Prosinecki aangesteld om de Bosniërs naar het EK te leiden.

Slide 40 - Open vraag

Het Nederlands elftal ... (treden) aankomende zondag aan in een opmerkelijk decor, waar de tijd al een halve eeuw stil lijkt te staan.

Slide 41 - Open vraag

"Ik heb het idee dat de spelers dondersgoed begrijpen dat er voor de volle honderd procent ...(spelen) moet worden", zegt hij vanuit Bosnië.

Slide 42 - Open vraag

In welk onderdeel ben je goed?
(lezen, woordenschat, grammatica, formuleren, spelling)

Slide 43 - Open vraag

Welk onderdeel vind je nog lastig?
(lezen, woordenschat, grammatica, formuleren, spelling)

Slide 44 - Open vraag

Proeftoets maken
Wat: maak de proeftoets van H2 af
Hoe: individueel
Hulp: steek je hand op, dan kom ik naar je toe
Tijd: einde van de les
Klaar: begin vast met leren voor het proefwerk 
(theorieblokken lezen, opdrachten maken, samenvatting schrijven)

Slide 45 - Tekstslide