Woensdag 13/09/23

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben: 
  • Herhalen: werkwoorden - zwak ; haben, sein,
  • Herhalen gesprek
  • Herhalen vraagwoorden
  • Herhalen getallen
  • herhalen woordjes A
  • Leren woordjes B en maken kaartjes met woordjes A en B maak opdracht 6 hoofdstuk 1 en maak opdracht 12 blz. 55
Herhaal (der die das) herhaal wanneer je in het Duits groot schrijft

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Seite 44
Schreibe in Buchstaben diese Zahlen: 
4 - 44 - 444 - 444 -44444
8 - 88 - 876
17 - 37 - 2978

Slide 4 - Tekstslide

Großschreiben
Seite 55 Übung 12
und Übung 13 

Slide 5 - Tekstslide

Wir üben Gespräche
PPT

Slide 6 - Tekstslide

Übung 6

Slide 7 - Tekstslide

Übung 6
1 Spaß
2 Gibt es
3 jetzt
4 auch
5 also
6 schon
7 bekommen
8 Bundesländer

Slide 8 - Tekstslide

Übung 7;8;9

Slide 9 - Tekstslide

Übung 8A
A
Wer … ist Angela Merkel.
Welche … deutschen Sportler kennst du?
Wo … liegt München?
Wohin … fahren Touristen zum Skifahren?
Was … essen Deutsche gerne?
Wie … heißt die österreichische Hauptstadt?
Wann … wurde Deutschland Fußball-Weltmeister?
Warum … haben deutsche Schüler am 3. Oktober frei?
Woher … kommt der Tennisspieler Roger Federer?

Slide 10 - Tekstslide

Übung 8B
Angela Merkel ist die Bundeskanzlerin von Deutschland.
Ich kenne den Sportler Thomas Müller.
München liegt in Bayern / im Süden von Deutschland.
Die Touristen fahren oft nach Winterberg zum Skifahren.
Als deutsches Essen kenne ich Schnitzel mit Pommes.
Die Hauptstadt von Österreich ist Wien.
Deutschland wurde 1954 / 1974 / 1990 / 2014 Fußball-Weltmeister.
Die deutschen Schüler haben am 3. Oktober frei wegen des Tages der deutschen Einheit.
Der Tennisspieler Roger Federer kommt aus der Schweiz.

Slide 11 - Tekstslide

Übung 9
Übung 9

Slide 12 - Tekstslide

Übung 9
a (5) b (9) c (12) d (17) e (28) f (39) g (46) h (75) i (393) j (939) k (7654) l (19.826) m (192.837)
n (576.346.101)o (12.000.100.000)



Slide 13 - Tekstslide

Übung 17

Slide 14 - Tekstslide

Übung 17
Was meinst du? (1) Ist Deutschland ein Land mit vielen Prinzen oder Prinzessinnen? Maria Luise Preußen (2) ist eine deutsche Prinzessin. Eigentlich (3) hat sie einen viel längeren Namen: Anna Philippa Julie Margarethe Elisabeth Prinzessin von Preußen. Sie (4) wird manchmal mit “Königliche Hoheit” angesprochen. Maria Luise (5) ist natürlich eine Schülerin. Ihre Mitschüler (6) sind / werden oft neugierig:
“Sie (7) haben mich gefragt, ob ich auch eine Krone (8) habe und in einem Schloss wohne. Meine Freunde (9) sind mir wichtiger als jedes Schloss der Welt.

Slide 15 - Tekstslide

Übung 18

Slide 16 - Tekstslide

Übung 18
1 Ist                  11 werde
2 habe            12 sind
3 hat                13 Bist
4 wird              14 bin
5 werden        15 haben
6 Hast                16 seid
7 bin                    17 hast
8 sind                  18 habe
9 habe                 19 werden
10 wird                  20 wirst

Slide 17 - Tekstslide

Hoe heet jij?

Slide 18 - Open vraag

Wie ben jij?

Slide 19 - Open vraag

Ich .... Lehrer. (sein)
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist

Slide 20 - Quizvraag

Lisa ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 21 - Quizvraag

Ihr ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist

Slide 22 - Quizvraag

Ich ... Maria (heißen)
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 23 - Quizvraag

Wie ... du? (heißen)
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 24 - Quizvraag

Ich ... Hugo
A
bist
B
bin
C
ist
D
sein

Slide 25 - Quizvraag

Hoe in het Duits is:
A
wer
B
wie
C
was
D
woher

Slide 26 - Quizvraag

Wie in het Duits is:
A
wer
B
wie
C
was
D
woher

Slide 27 - Quizvraag

Schrijf de getallen voluit:
9

Slide 28 - Open vraag

Schrijf de getallen voluit:
17

Slide 29 - Open vraag

Schrijf de getallen voluit:
6

Slide 30 - Open vraag

Schrijf de getallen voluit:
16

Slide 31 - Open vraag

habt
hast
habe
haben
hat
ich
er
wir
sie (mv)
Sie
ihr
es
du
sie (ev)

Slide 32 - Sleepvraag

Ich _______ Hunger.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 33 - Quizvraag

aanvinken

Slide 34 - Open vraag

het mooist

Slide 35 - Open vraag

komen - gaan

Slide 36 - Open vraag

maar

Slide 37 - Open vraag

betekenen

Slide 38 - Open vraag

werken

Slide 39 - Open vraag

de bioscoop

Slide 40 - Open vraag

rijden

Slide 41 - Open vraag

of

Slide 42 - Open vraag

nodig hebben

Slide 43 - Open vraag

Hör gut zu:
Was kannst du über Nico erzählen? Was weißt du noch? 
Er ....

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video