Spelling leenwoorden

Spelling en gebruik van leenwoorden in de Nederlandse taal
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary EducationAge 12,13

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling en gebruik van leenwoorden in de Nederlandse taal

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je leenwoorden correct spellen en gebruiken
  • Aan het einde van de les kun je de juiste spelling van diverse Nederlandse woorden noteren
  • Aan het einde van de les kun je de herkomst van leenwoorden identificeren en aangeven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over leenwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definitie en voorbeelden van leenwoorden
  • Leenwoorden: Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen
  • Voorbeelden uit verschillende gebieden, zoals sport (keeper), eten (restaurant), kleding (legging), uiterlijk (lipstick), verkeer (ambulance) en computers (deleten)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De correcte spelling van Engelse en Franse leenwoorden
  • Engelse leenwoorden: Woorden uit het Engels die in het Nederlands worden gebruikt, vaak aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem
  • Franse leenwoorden: Woorden uit het Frans die in het Nederlands worden gebruikt, soms met behoud van de Franse accenten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van leenwoorden
  • Leenwoorden: Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen
  • Engelse leenwoorden: Woorden uit het Engels die in het Nederlands worden gebruikt, vaak aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem
  • Franse leenwoorden: Woorden uit het Frans die in het Nederlands worden gebruikt, soms met behoud van de Franse accenten
  • Duitse leenwoorden: Woorden uit het Duits die in het Nederlands worden gebruikt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het Engelse woord 'stagiair' gespeld in het Nederlands?
A
stageair
B
stagiër
C
stagiare
D
stagiair

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het Franse woord 'lay-out' gespeld in het Nederlands?
A
ley-out
B
lay-out
C
layout
D
lee-out

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het Engelse woord 'make-up' gespeld in het Nederlands?
A
make-up
B
maak-up
C
meik-up
D
makeup

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het Franse woord 'etui' gespeld in het Nederlands?
A
etuie
B
ettui
C
etuï
D
etui

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het Duitse woord 'etui' gespeld in het Nederlands?
A
etuie
B
ettui
C
etuï
D
etui

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.