menselijke en dierlijke cellen

Organisatieniveaus van de biologie


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Organisatieniveaus van de biologie


Slide 1 - Tekstslide

   Kleinste biologische eenheid.


Vb. DNA -> groot molecuul.
         
Molecuul 

Slide 2 - Tekstslide

De celkern is een vb van een organel

Slide 3 - Tekstslide

Celorganellen

Slide 4 - Tekstslide

Cel - Prokaryoot

  • Prokaryoot zijn eencellige organisme waarvan de cel geen celkern bevat
  • Prokaryoot = Grieks -> πρό-, pro- = ‘voor’ en kαρυόν, karyon = ‘kern’. 
  • Een organisme waarbij het DNA niet omsloten is door een membraan.

Slide 5 - Tekstslide

Cel - Eukaryoot

  • Eukaryoot - de cel bevat wel een celkern.
  • Eukaryoot = Grieks -> ευ, eu = ‘goed’ en καρυόν, karyon = ‘kern’.
  • Een organisme waarbij het DNA omsloten is door een membraan. Dit membraan en de inhoud noem je bij elkaar de celkern (= organel).
  • Eukaryoten hebben verschillende organellen.

Slide 6 - Tekstslide

Weefsel
  • Weefsel = groep cellen met dezelfde vorm en functie, die met elkaar verbonden zijn door intercellulaire contacten of extracellulaire matrix.
  • Enkele voorbeelden: 
  • Bindweefsel
  • Spierweefsel
  • Beenweefsel
  • Kraakbeenweefsel

Slide 7 - Tekstslide

Orgaan
  • Orgaan = een deel van een organisme met een specifieke bouw en functie.
  • Kan bestaan uit één of meerdere weefsels.

  • Enkele voorbeelden:
  • Blad (plant)
  • Paddenstoel (schimmel)
  • Hart (dier)

Slide 8 - Tekstslide

Orgaanstelsel
  • Orgaanstelsel = het geheel van organen die samen zorgen voor één of meerdere functies.
  • Bestaan altijd uit meerdere organen.
  • Enkele voorbeelden:
  • Bladerstelsel
  • Spijsverteringsstelsel
  • Bloedvatenstelsel
  • Zenuwstelsel
  • Bottenstelsel
  • Voortplantingsstelsel

Slide 9 - Tekstslide

Organisme
  • Organisme = Een levend wezen die ‘alle’ levensverschijnselen bezit (met name stofwisseling en voortplanting = belangrijk).
  • Enkele voorbeelden: 
  • Spitsmuis
  • Den
  • Steenarend
  • Snoek
  • Cholerabacterie

Slide 10 - Tekstslide

Populatie
Populatie = Een groep organismen van hetzelfde soort binnen een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.

Slide 11 - Tekstslide

Levensgemeenschap
Levensgemeenschap = alle populaties binnen een bepaald gebied, die al dan niet interactie hebben met elkaar.

Slide 12 - Tekstslide

Ecosysteem
Ecosysteem = alle biotische en abiotische factoren binnen een bepaald gebied en de interacties daartussen.

Slide 13 - Tekstslide

Biosfeer
Biosfeer = alle ecosystemen van de aarde samengenomen.

Slide 14 - Tekstslide

Emergente eigenschappen

  • ‘Het geheel is meer dan de som der delen’ Aristoteles (384-322 v.Chr.)
  • Emergente eigenschappen = eigenschappen, welke op een hoger organisatieniveau verschijnen en op het een daaronder liggend niveau niet te zien zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Afmaken 
opdrachten en begrippenlijst par. 2.1

Slide 23 - Tekstslide