BKM 7 Ademen en eten 7.3 eten


Biologie
Welkom!
Fijn dat jullie er zijn!

Wat heb je nodig?
  • Boek
  • Aantekeningenschrift
  • Pen
  • Laptop met LessonUp

Mededelingen

  • 23 december : Toets over 7.1 en 7.2
      (goed oefenen d.m.v. opdrachten maken!)
  • 23 december : Missie thema 5 (postvak).
  • 19 januari: Toets over 7.3, 7.4 en 7.5 

Zet dit in je logboek/agenda!

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les


Biologie
Welkom!
Fijn dat jullie er zijn!

Wat heb je nodig?
  • Boek
  • Aantekeningenschrift
  • Pen
  • Laptop met LessonUp

Mededelingen

  • 23 december : Toets over 7.1 en 7.2
      (goed oefenen d.m.v. opdrachten maken!)
  • 23 december : Missie thema 5 (postvak).
  • 19 januari: Toets over 7.3, 7.4 en 7.5 

Zet dit in je logboek/agenda!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Herhaling 7.1
Oefenen 7.1 en 7.2
Uitleg 7.3 Eten: Voedingsstoffen

5 min pauze

Filmpje + uitleg Schijf van vijf
Oefenen
Uitleg gezond en ongezond eten
Filmpje anorexia
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

7 Ademen en eten

7.1 Waardoor is er altijd voldoende glucose?

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen 7.1
glucose
zuurstof
verbranding
koolstofdioxide
uitscheidingsorganen
glucagon
alvleesklier
insuline
glycogeen
adrenaline
bijnieren
diabetes/suikerziekte

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Diabetes

Diabetes type 1 (jeugdsuikerziekte) = Een auto-immuunziekte. Bèta cellen worden vernietigd door het eigen immuunsysteem. Gevolg: gebrek aan insuline.

Diabetes type 2 = Er wordt wel insuline gemaakt, maar lichaamscellen nemen geen glucose op.

Gevolg van beide types: Bloedsuikerspiegel blijft hoog











Waarom kan insuline niet geslikt maar wel gespoten worden?
Insuline is een eiwit en eiwitten worden in het spijsverteringskanaal worden afgebroken tot aminozuren.





Slide 8 - Tekstslide

Welke hormoon zorgt ervoor dat glucose opgeslagen wordt?

Slide 9 - Open vraag

Welk hormoon zorgt ervoor dat het glucose gehalte in het bloed stijgt
A
glycogeen
B
glucagon
C
insuline
D
adrenaline

Slide 10 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat diabetes is.

Slide 11 - Open vraag

Hoe merk je dat je diabetes hebt?

Slide 12 - Open vraag


Keuze 1

Nog eens oefenen met de bloedglucose regeling!


Keuze 2

Werken aan de opdrachten van 7.2 (en 7.1) in Nectar.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

7 Ademen en eten
7.3 Eten

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen 7.3
Je beschrijft drie groepen voedingsstoffen en hun functie.
Je beoordeelt een voedingsmiddel met behulp van het etiket en de Schijf van 5.
Je beschrijft gevolgen van ongezonde voeding.
Je beschrijft hoe je een gezond gewicht kunt houden.
Je berekent de hoeveelheid energie in een voedingsmiddel.
Je berekent en beoordeelt de BMI.
Je toont voedingsstoffen aan met behulp van een indicator.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen?

Slide 16 - Open vraag

Wat zit er in je eten?
Voedingsmiddel = het product dat je eet/drinkt
- Bestaat uit voedingsstoffen 

ADH = Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid 
(referentie-inname)

Slide 17 - Tekstslide

In hoeveel groepen kunnen we voedingsstoffen indelen?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 18 - Quizvraag

Drie groepen voedingsstoffen
1. Energierijke stoffen

2. Bouwstoffen

3. Beschermende stoffen

Slide 19 - Tekstslide

Drie groepen voedingsstoffen
1. Energierijke stoffen

2. Bouwstoffen

3. Beschermende stoffen

Slide 20 - Tekstslide

Energierijke stoffen
= nodig om te bewegen en warm te blijven

Koolhydraten
Vetten

Slide 21 - Tekstslide

Bouwstoffen
= nodig voor groei en onderhoud van je lichaam

Eiwitten
Vetten
Mineralen
Water

Slide 22 - Tekstslide

Beschermende stoffen
= nodig voor het goed laten verlopen van allerlei processen in je lichaam, zodat je niet ziek wordt.

Vitaminen
Mineralen

Slide 23 - Tekstslide

Voedingsvezels
Dit zijn GEEN voedingsstoffen!

Voedingsvezels = Groep koolhydraten die de werking van de darmen bevordert.

Slide 24 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Goep
Functies
Koolhydraten
Vetten
Energierijke stoffen
nodig om te bewegen en warm te blijven
Eiwitten
Vetten
Mineralen
Water
Bouwstoffen
nodig voor groei en onderhoud van je lichaam
Vitamines
Mineralen
Beschermende stoffen
nodig voor het goed laten verlopen van allerlei processen in je lichaam, zodat je niet ziek wordt.

Slide 25 - Tekstslide

5 min pauze
Je blijft in het lokaal.
Er mag één tegelijk naar de wc.
Je mag wat eten/drinken.
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wanneer eet je gezond?
(Bron 4)
Energiebehoefte verschilt per persoon.

Schijf van vijf= een hulpmiddel om gezond te eten.
1. Vitaminen (A en C), mineralen, suikers en voedingsvezels.
2. Vetten en vitaminen (A en D).
3. Eiwitten, mineralen en vitaminen (B en D).
4. Zetmeel, vitaminen en voedingsvezels.
5. Water.

Slide 28 - Tekstslide

Wat hoort waar in de schijf van vijf?

Slide 29 - Sleepvraag

De vakken van de schijf van vijf bevatten meerdere voedingsstoffen. Welke voedingsstoffen zijn in grote mate aanwezig in welk vak?
Water
Koolhydraten, vitaminen en voedingsvezels
Vetten en vitaminen
Eiwitten, mineralen en vitaminen
Vitaminen, mineralen, suikers en voedingsvezels

Slide 30 - Sleepvraag

Zelf uitrekenen of je maaltijd gezond is?
Voedingsmiddelentabel= hierin staat van bijna alle voedingsmiddelen welke voedingsstoffen erin zitten. 

Voedingswaarde = de hoeveelheid voedingsstoffen en energie die een maaltijd bevat.

Slide 31 - Tekstslide

Gevolgen van ongezonde voeding
Te veel suiker
Tandbederf/cariës = gaatjes in tanden en kiezen, 
doordat bacteriën suikers omzetten in een zuur. 
(glazuur en tandbeen worden aangetast)

Te veel vet
Cholesterolgehalte in het bloed neemt toe.
Cholesterol = vetachtige stof die je lichaam gebruikt om nieuwe cellen te maken.

Slide 32 - Tekstslide

Hoe houd je een gezond gewicht?

Eet volgens je energiebehoefte
Energiebehoefte = hoeveel energie je nodig hebt
Hangt af van leeftijd, geslacht en activiteit.

Eet niet meer of minder kJ dan je verbruikt
kilojoule (kJ) en kilocalorie(kcal) = maat voor de hoeveelheid energie
1kcal = 4,2 kJ en 1kJ = 0,23 kcal

Te veel of te weinig

Ondervoed = Je krijgt te weinig voedingsstoffen binnen. Leidt tot ziekte en ondergewicht. 
  • Niet voldoende voedsel door bijv. armoede.
  • Eetstoornis zoals anorexia

Overgewicht = Je cellen gebruiken weinig van de energierijke stoffen uit je voedsel en deze worden opgeslagen als vet. 
  • grotere kans op diabetes type 2, kanker, en hart- en vaatziekten.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video