Methodology lesson 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Op tafel: Ipad op de lessonup app

eigen naam gebruiken

Planning

• Herhalen van past simple
• Uitleg past simple
  
• Quiz
  

Aan het einde van de les kan je de past simple in korte invuloefeningen gebruiken.

Doel behalen - Hoe?

1. Je weet wanneer je de 'past simple' gebruikt. 

2. Je weet wanneer je was/were gebruikt. 

3. Je weet dat er -ed achter regelmatige werkwoorden moet in de 'past simple'.

4. Je weet hoe je did /didn't in een ontkennende/vragende zin gebruikt.

5. Je kan de past simple gebruiken om een goede zin te schrijven over een gebeurtenis.

Herhalen past simple

Wanneer gebruik je de past simple?

1. In de tegenwoordige tijd
2. In de verleden tijd
3. In de toekomstige tijd
4. Om te zeggen dat iets simpel is

Ik weet bij welk persoonlijke voornaamwoord
je 'was/were' gebruikt.

Ja

Bijna

Nee

Vervolgvraag:

Bij wie gebruik je 'was' ?

Vervolgvraag:

Bij wie gebruik je 'were'?

Start lesson

-

Past simple 

Schrijf op wat je leuk vond in de vakantie.
Gebruik (zoveel mogelijk) Engelse woorden.

Uitleg past simple

(+)  I walked to school last week.                                      Wie + stam + -ed 

(-)   I did not/didn't walk to school last week.             Wie +did not/didn't +stam

(?)   Did I walk to school last week?                                 Did + wie + stam

Oefeningen in boek maken

Opdracht 6 en 7                zelfstandig of in koppels (blz. 222)

Klaar? 

Met iPad foto maken van gemaakte opdrachten. 

Foto in de volgende online opdracht inplakken

Opdracht 6 en 7 maken.

Foto van opdrachten hierin plaatsen

Waar of niet waar?
Om een werkwoord in de verleden tijd te zetten voeg je -ed achteraan het woord.

Waar

Niet waar

Waar of niet waar?
Als je een woord dat eindigt op een 'e' naar in de verleden tijd wilt zetten voeg je er -ed achter.

Waar

Niet waar

8 questions

Last week, I _____ (to be) in Madrid

Bevestigend

1. was
2. is
3. were
4. am

Sylvia _______ (to help) me study yesterday.

Bevestigend

1. help
2. helps
3. helpt
4. helped

What did you watch?
I ________(to watch) TV, I read a book.

Ontkennend

1. did watched
2. didn't watch
3. didn't watched
4. did watch

________ (to watch) TV last night?

Vragend

1. did you watch
2. didn't you watch
3. didn't you watched
4. did you watched

Last week, we _______ (to be) in the park

Bevestigend

1. was
2. is
3. were
4. am

At the end of the show the people ___________ ( to applaud).

Bevestigend

1. applauds
2. applauded
3. applaud

Oh I forgot, I _______(to ask) him that question.

Ontkennend

1. did ask
2. didn't ask
3. didn't asked
4. did asked

_________(to call) your grandparents yet?

Vragend

1. did you called
2. didn't you call
3. didn't you called
4. did you call

Schrijfopdracht: past simple

Schrijf op het blaadje wat je (niet) leuk vond in de vakantie. 

3 zinnen waarin staat wat wel leuk was. 

3 zinnen waarin staat wat niet leuk was.

Schrijf je naam op het blaadje.