Fictie/non-fictie en personages

Fictie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen

Non-fictie: teksten over de werkelijkheid
(dus NIET verzonnen)

Slide 2 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen
leesboek, gedicht, stripverhaal
Non-fictie: echt gebeurde verhalen
krantenbericht, artikel, schoolboek, recepten, journaal

Slide 3 - Tekstslide

Fictie of non-fictie? Overleg in tweetallen.
timer
1:00

Slide 4 - Sleepvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 7 - Quizvraag


fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 8 - Quizvraag

Lesdoel
  • Ik kan mij inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt. 

Slide 9 - Tekstslide

Personages
Personages kun je op drie verschillende manieren leren kennen:
- Door wat ze zeggen en doen;
- Door wat ze denken en voelen;
- Door wat anderen over hen zeggen en denken;
- Het grootste gedeelte van het verhaal zie je door de ogen van de hoofdpersoon

Hoofdpersonen leer je vaak op alle drie de manieren kennen
Bijpersonen niet

Slide 10 - Tekstslide

Verschil in personages

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent: personages
A
een boek waarin je dagelijks schrijft
B
personen in een verhaal
C
theatervoorstelling met liedjes en dans
D
van grote waarde

Slide 12 - Quizvraag

Welke soorten personages zijn er in een boek?
A
Hoofdpersonen
B
Bijpersonen
C
hoofd- en bijpersonen

Slide 13 - Quizvraag