Les 10-11-2020, paragraaf 3.4

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
25 minuten: aan het werk!
5 minuten: leerdoelen testen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
25 minuten: aan het werk!
5 minuten: leerdoelen testen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is budgetteren?
A
een begroting maken
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 2 - Quizvraag

Benzine tanken hoort bij de ...
A
huishoudelijke uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten.
D
wekelijkse uitgaven.

Slide 3 - Quizvraag

Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ...
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen:
1. Je kan aangeven waarom je moet reserveren.
2. Je kan aangeven hoe je kunt reserveren.

HUISWERK: Opdracht van paragraaf 3.4

Slide 5 - Tekstslide

Duurzame goederen
Duurzame consumptiegoederen zijn gebruiksgoederen die meestal lang mee gaan. De levensduur is lang, maar de gebruiksduur is beperkt. De gebruiksduur is dus korter dan de levensduur.


Slide 6 - Tekstslide

Reserveren
Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.

Je reserveert vooral voor een bepaald doel (incidentele uitgaven = vakantie, aanschaf duur apparaat).

Slide 7 - Tekstslide

Reserveren
Bespreek in duo's wat de betekenissen zijn van de volgende begrippen (5 min):
- Duurzame goederen
- Gebruiksduur
- Reserveren
- Vervangingsprijs
- Restwaarde
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Reserveren
De nieuwe prijs voor de consumptie noemen we de vervangingsprijs.

De waarde die het product heeft na gebruik noemen we de restwaarde.

Slide 9 - Tekstslide

Berekening reserveren

Reservering per maand = (toekomstige aanschafwaarde - restwaarde) : aantal maanden



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Je oude scooter gaat naar verwachting nog 3 jaar mee. Je kunt deze over 3 jaar nog voor €250 inruilen. De nieuwe scooter die je gaat kopen gaat €2500 kosten.

Hoeveel moet je per maand sparen om de nieuwe scooter te kopen?

Slide 12 - Open vraag

Uitwerking
Reservering per maand = (toekomstige aanschafwaarde - restwaarde) : aantal maanden

(2500 - 250) / 36 maanden = €62,50


Slide 13 - Tekstslide

Hoe hoger de restwaarde,
hoe ........... je moet reserveren.
A
meer
B
minder

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat? Opdrachten paragraaf 3.4
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder in paragraaf 3.5

timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide

Welke berekening voor de vervangingswaarde is juist?
A
Aanschafwaarde - Restwaarde : aantal maanden
B
Restwaarde - Aanschafwaarde : aantal maanden
C
Aanschafwaarde : Restwaarde x aantal maanden
D
Restwaarde : Aanschafwaarde x aantal maanden.

Slide 16 - Quizvraag

Omschrijf het begrip reserveren

Slide 17 - Open vraag