2.4 Decimale getallen

Wiskunde
§ 2.4 Decimale getallen (TL §3.4)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Wiskunde
§ 2.4 Decimale getallen (TL §3.4)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen
1. Herhaling § 2.1 + 2.2 +2.3
2. Leerdoelen
3. Uitleg § 2.4 (blz. 62)

4. Aan de slag met het huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn natuurlijke getallen?
A
..., -2, -1, 0, 1, 2, ...
B
0, 1, 2, 3, 4, ...

Slide 3 - Quizvraag

de natuurlijke getallen zijn de getallen:
A
0, 1, 2, 3, 4 ect. en -1, -2, -3 ect
B
0, 1, 2, 3, 4 ect.
C
-1, -2, -3, -4 ect.
D
alle getallen zijn natuurlijke getallen

Slide 4 - Quizvraag

Klik alle natuurlijke getallen aan.
A
-3
B
1
C
0
D
3

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn alle delers van 12?
Delers
A
1, 12
B
2, 3, 4
C
1, 2, 3, 4, 6, 12
D
0, 1, 2, 3, 4, 6

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de delers van 36
A
2, 4, 6, 9, 18
B
4, 6, 9
C
1, 2, 4, 6, 9, 18, 36
D
geen

Slide 7 - Quizvraag

delers en veelvouden.
Wat is een veelvoud van 3?
A
17
B
12
C
10
D
8

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de eerste 5 veelvouden van 4?
Veelvouden
A
0, 2, 4, 6, 8
B
4, 8, 12, 16, 20
C
4, 8, 16, 32, 64
D
1, 2, 3, 4, 5

Slide 9 - Quizvraag


Wat is GEEN priemgetal?
A
2
B
5
C
13
D
21

Slide 10 - Quizvraag

Een priemgetal is
A
Een getal dat deelbaar is door zichzelf
B
Een getal dat altijd meer dan 2 delers heeft
C
Een getal dat precies twee delers heeft
D
Een getal dat niet deelbaar is

Slide 11 - Quizvraag

2020 is geen priemgetal. Wat is het eerstvolgende priemgetal na 2020?
A
2021
B
2025
C
2027
D
2029

Slide 12 - Quizvraag

Doel van de les
- Je weet hoe je van een breuk een decimaal getal schrijft
- Je kunt een decimaal getal afronden

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Je hebt net geleerd hoe je kunt werken met breuken. Je kunt een breuk ook ook opschrijven als decimaal (komma) getal.

Alle getallen met een komma noem je decimale getallen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Paragraaf 2.4
Voor sommige breuken is het makkelijk om van een breuk een decimaal getal te maken. Zo is       een half = 0,5

Zo is het de breuk     , 3 kwart = 0,75

 
21
43

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Bij de breuk       wordt het al een stuk lastiger. Het helpt dan om van de breuk de noemer 10, 100 of 1000 te maken. 

      Wordt dan          . Dit spreek je uit als 24 honderdste en schrijf je op als 0,24. Dus       = 0,24
256
256
10024
256

Slide 17 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Sommige decimale getallen zijn best lang. De getallen verder achter de komma doen er dan eigenlijk niet zo heel veel meer toe. Dan moet je de getallen afronden.  
1. Je kijkt tot hoeveel getallen je gaat afronden.
2. Zet een streepje voor het getal dat je wilt afronden. 
3. is het getal na het streepje groter of gelijk aan 5, dan gaat het getal voor het streepje 1 omhoog.

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
1. Je kijkt tot hoeveel getallen je gaat afronden.
Rond af op 1 decimaal 0,44027
2. Zet een streepje voor het getal dat je wilt afronden.
0,4|4028
3. is het getal na het streepje groter of gelijk aan 5, dan gaat het getal voor het streepje 1 omhoog.
0,4|4028 = 0,4

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Aan de slag
De rest van de les mag je aan de slag gaan met het huiswerk.
Het huiswerk:
§ 2.4 (TL §3.4)
Werk rustig in tweetallen.

Deze les niet af? Dan wordt het huiswerk 
voor de volgende les.

Slide 21 - Tekstslide