W1 Tuesday 10 May, past simple introduction

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Learning goals 
1. I can use the affirmative past simple of regular verbs (grammar ch. 5) 
2. I can use the affirmative past simple of irregular verbs if I can 
look up the correct form of the verb. (grammar ch. 5) 
3. I know the signal words for the past simple (grammar ch. 5) 
4.  I can understand factual, detailed information in a spoken text about the difference between London and Gloucestershire (Listening ch. 5) 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Let's talk about the holiday! 
And if you think I'm being weird writing random words that you use on the board, I will explain this later. 

(But I'm still weird).

I'll go first! 

Slide 4 - Tekstslide

Write this down 
Friday May 20th :  SO Unit 5 

All words, from Dutch to English and from English to Dutch 
Grammar:
Possessive forms 
Much / many / a lot of (it's okay to only use much and many) 
Past simple; affirmative forms regular, plus the irregular verbs from be up until hide

Slide 5 - Tekstslide

Listening
- Turn to page 80 and do exercise 39 
- Then read the questions in 40 and underline important words and phrases in the questions 
- While we listen, you answer the questions in 40. 
- After listening, you do exercise 42 
- Finally, go online and do exercise 43 

Slide 6 - Tekstslide

Past simple

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Past Simple?
PAST SIMPLE

Slide 8 - Tekstslide

PAST SIMPLE

Slide 9 - Tekstslide

Do you know when these things happened? 
I met my best friend when I was in primary school
I did my homework yesterday
We went to the cinema last week
I was born in 2010
Before I was born my parents lived in London
I went to New York a few years ago

Slide 10 - Tekstslide

De past simple: gebruik 
PAST SIMPLE

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik 
Je gebruikt de past simple voor dingen die IN HET VERLEDEN zijn gebeurd. Ze zijn nu afgelopen en je weet (of kunt weten) wanneer ze gebeurd zijn. 

- Het staat erbij: last year, a few minutes ago, yesterday 
- Je kunt het weten: Michael Jackson was a great singer (he's dead, so no longer true), WW2 is over (it ended in 1940) 

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden : WALIBY 
Ezelsbruggetje: WALIBY 
When ..... (I was little, we were on holiday, I arrived in London) 
.... Ago (a few weeks, a century) 
Last...... (week, month, year) 
In.... (2010, the last century)
Before ..... (we met, we got home) 
Yesterday 


Slide 13 - Tekstslide

Vorm: regelmatig, bevestigend 
Type 1: regelmatig. 
Regelmatig betekent dat de vorm zich aan een regel houdt. Lees de voorbeelden hieronder. Wat is de regel? 

I watched, we kissed, they danced, he stopped, they listened, he worked, you hoped, I looked, they travelled, she laughed, I worried, she played, we carried, they grabbed. 


Slide 14 - Tekstslide

Je maakt een regelmatige past simple door ...................................

Slide 15 - Open vraag

Vorm: regelmatig, bevestigend 
Let op spellingswijzigingen: 
Als het woord eindigt op een medeklinker + e, zet je alleen een -d achter het werkwoord. hope - hoped, love - loved 
Als het woord eindigt op een beklemtoonde lettergreep met een enkele medeklinker verdubbel je die. grab - grabbed, plan - planned
MAAR: als het woord eindigt op -en (geen klemtoon) gebeurt dit niet. Listen - listened, happen - happened. 
Als het woord eindigt op medeklinker + y verander je de y in een i en zet er dan -ed achter. worry - worried 


Slide 16 - Tekstslide

Vorm: onregelmatig, bevestigend 
Type 2: onregelmatig. 
Regelmatig betekent dat de vorm zich NIET aan een basisregel houdt.  Deze zul je uit je hoofd moeten leren. We beginnen deze week met het leren van de onregelmatige werkwoorden. Tot je ze allemaal kent kun je ze bij het maken van oefeningen nog opzoeken. De lijst staat op blz 204 en 205 

Slide 17 - Tekstslide

One form for everyone 
De past simple heeft maar één vorm, voor alles en iedereen: 
I walked
You walked
He / she / it walked
We walked
You walked
They walked 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 20 - Quizvraag

PAST SIMPLE

Wanneer gebruik je de past simple.
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 21 - Quizvraag

Past simple:
cook
A
cooks
B
cooked
C
cooket
D
cooking

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de past simple van 'play'?
A
plays
B
played
C
plaied
D
play

Slide 23 - Quizvraag

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
A
for, always, nor, but, or, yet, so...
B
yesterday, last week, last year, in 2017...
C
right now, now, at this moment...
D
tomorrow, in 2040, later, next year...

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de past simple van 'wash'
A
washed
B
washd
C
washt
D
washing

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de past simple van stop
A
stooped
B
stoped
C
stopping
D
stopped

Slide 27 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 28 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I hear my mother.

Slide 29 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 30 - Quizvraag

past simple of 'walk'
A
walkt
B
walkd
C
walket
D
walked

Slide 31 - Quizvraag

Past simple
''be''
A
was
B
were
C
was/were
D
are

Slide 32 - Quizvraag

When I was little I ............... (walk) to school

Slide 33 - Open vraag

I ............... (carry) the suitcases into the hotel room

Slide 34 - Open vraag

Yesterday we ........... (dance) all evening

Slide 35 - Open vraag

We ........... (grab) some food before we left

Slide 36 - Open vraag

We .............. (stop) for a meal along the way

Slide 37 - Open vraag

Irregular 
The next ten verbs are irregular. Let's see how many you already know! 

Slide 38 - Tekstslide

Irregular verbs
Past simple of 'to see'.
A
Seed
B
Seen
C
Saw
D
Seeing

Slide 39 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to buy'.
A
Buyed
B
Buyd
C
Bought
D
Buying

Slide 40 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to get'.
A
Got
B
Geted
C
Gotten
D
Getted

Slide 41 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to come'.
A
Comed
B
Camed
C
Came
D
Comd

Slide 42 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to tell'.
A
Told
B
Telled
C
Teld
D
Telld

Slide 43 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to run'.
A
Rund
B
Ran
C
Ranned
D
Runned

Slide 44 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to say'.
A
Sayed
B
Said
C
Sayd
D
Saying

Slide 45 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to do'.
A
Doed
B
Dod
C
Done
D
Did

Slide 46 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to know'.
A
Knowed
B
Knowd
C
Knewd
D
Knew

Slide 47 - Quizvraag

Irregular verbs
Past simple of 'to take'.
A
Taked
B
Taken
C
Took
D
Tooked

Slide 48 - Quizvraag

How well do you understand the past simple in affirmative sentences?
0100

Slide 49 - Poll

Slide 50 - Tekstslide