3.2 De concurrentiepositie

3.2 De concurrentiepositie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

3.2 De concurrentiepositie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling begrippen 3.1
  • Uitleg begrippen 3.2

Slide 2 - Tekstslide

3.1 Weet je het nog?
Begrippen:
  • Regionale werkloosheid
  • Seizoenswerkloosheid
  • Frictie werkloosheid
  • Structurele werkloosheid
  • Conjuncturele werkloosheid
  • Geregistreerde werkloosheid
  • Verborgen werkloosheid                                 bestedingen

Slide 3 - Tekstslide

3.2 Kennen / kunnen
Begrippen:
  • Concurrentie(positie) stijgen/ dalen door?
  • Bedrijfstijd
  • Arbeidsduurverkorting (adv)

Slide 4 - Tekstslide

Concurrentiepositie:
is hoe jouw producten of diensten zijn in vergelijking met andere merken.

Prijs
Kwaliteit
Service

Hoe beter jouw concurrentiepositie is hoe hoger je afzet (aantal stuks dat je verkoopt) zal zijn

Slide 5 - Tekstslide

Concurrentiepositie
Burger King vs Mac Donalds

Slide 6 - Tekstslide

Werkgelegenheid
Werkgelegenheid daalt bij een zwakke concurrentiepositie

Werkgelegenheid stijgt bij een sterke concurrentiepositie

Iedereen wil immers werken bij de Poiesz ;-)

Slide 7 - Tekstslide

concurrentie
Je kunt op verschillende manieren concurreren met andere bedrijven. Noem eens wat.

- prijs
- innovatie
- locatie
- reclame

Slide 8 - Tekstslide

concurrentiepositie

Slide 9 - Tekstslide

Arbeidstijdverkorting
Iedereen werkt bijvoorbeeld 2 uur minder, dan moeten die uren gevuld worden door een nieuwe werknemer
Bedrijfstijd verlening
Het bedrijf is langer open en heeft meer werknemers nodig. 

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijfstijd
De totale tijd dat er in een bedrijf wordt geproduceerd

(sommige bedrijven zijn 24 uur open)

Slide 11 - Tekstslide

concurrentie
A
zijn bedrijven die hetzelfde product hebben
B
hebben dezelfde kleuren in hun logo
C
zijn bedrijven die dezelfde prijs hebben
D
hebben dezelfde openingstijden

Slide 12 - Quizvraag

Waar staat ADV-dagen voor?
A
Arbeidsduurverlof
B
Arbeidsduurverkorting
C
Arbeidsdoorlopende vrije dagen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is bedrijfstijd?
A
het aantal uren dat een bedrijf dicht is
B
het aantal uren dat een bedrijf per week open is
C
het aantal uren dat een werknemer werkt
D
het aantal uren dat een werknemer niet werkt

Slide 14 - Quizvraag