hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 2 - Open vraag

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 3 - Tekstslide

In welke zin staan alle hoofdletters op de goede plaats:
A
Het schijnt dat je met kerstmis Jupiter goed kunt zien.
B
Het schijnt dat je met Kerstmis Jupiter goed kunt zien.
C
Het schijnt dat je met Kerstmis jupiter goed kunt zien.
D
In geen van deze zinnen.

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin staan alle hoofdletters op de goede plaats:
A
Hij zei: 'met Pasen zoek ik paaseieren.'
B
Hij zei: 'met pasen zoek ik Paaseieren.'
C
Hij zei: 'Met Pasen zoek ik paaseieren.'
D
Hij zei: 'Met Pasen zoek ik Paaseieren.'

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin staan alle hoofdletters op de goede plaats:
A
'Ik spreek Engels en Frans,' zei Lianne, 'dat doe ik al jaren.'
B
'Ik spreek Engels en Frans,' zei Lianne, 'Dat doe ik al jaren.'
C
'Ik spreek engels en frans,' zei Lianne, 'Dat doe ik al jaren.'.
D
In geen van de zinnen zijn alle hoofdletters goed.

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 7 - Open vraag

Aanhalingstekens
Bij directe reden De juf zei: "Dat heb je goed gedaan."
Een zelfbedacht woord  "kletscafé"
Sarcastisch  Dat is een 'mooie' broek.

Slide 8 - Tekstslide

Zet zelf de aanhalingstekens en hoofdletters op de juiste plaats:
in new york zei hij spreek engels

Slide 9 - Open vraag

Zet zelf de aanhalingstekens en hoofdletters op de juiste plaats:
ophouden zei de jan anders ontplof ik

Slide 10 - Open vraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
"Denk je dat hij nog komt" Vroeg Alicia.
B
"Denk je dat nog komt? vroeg Alicia.
C
"Denk je dat hij nog komt," vroeg Alicia.
D
"Denk je dat hij nog komt?" vroeg Alicia.

Slide 11 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 12 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 13 - Quizvraag

Zet alle leestekens en hoofletters goed in de zin: waar ben jij vroeg hij in het spaans.

Slide 14 - Open vraag

Zet leestekens en hoofdletters goed in de zin: hey zei rianne ik ga naar zuid-holland

Slide 15 - Open vraag

Goed of fout:
"Pas op!" Riep Dylano, "Zag je mij niet aankomen?"
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Goed of fout:
"Pas op!" riep Dylano: "zag je mij niet aankomen?"
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Waar staan leestekens en hoofletters goed?
A
"Ik wil graag een coca-cola. Nee, ik wil geen andere cola."
B
"Ik wil graag een Coca-Cola. Nee, ik wil geen andere Cola."
C
"Ik wil graag een Coca-Cola. Nee, ik wil geen andere cola."

Slide 18 - Quizvraag