leesvaardigheid en kijkvaardigheid
In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Cindy (13) und Wendy (14) sind Schwestern. Sie bekommen fünfundzwanzig Euro Taschengeld im Monat. Sie geben ihr Geld für Kosmetikartikel, Schmuck und Snackbarbesuche aus. Ihre Klamotten bezahlen die Eltern. Das ist ein Glück für die Mädchen. Sie lieben Mode und sie wollen gern moderne Kleidung haben.
Jayden ist vierzehn Jahre alt. Er sitzt oft am Computer und macht Spiele. Die Computerspiele muss er selbst bezahlen. Er bekommt zwanzig Euro Taschengeld. Einmal im Monat wäscht er das Auto von seinen Großeltern. Sie geben ihm dafür zehn Euro. Insgesamt hat Jayden also dreißig Euro. Er kauft gern Computerspiele und Süßigkeiten. Jayden hat ein Handy. Das Handy-Abonnement bezahlen seine Eltern.
Monika ist fünfzehn Jahre alt. Sie tanzt gern und gut. Sie macht zweimal pro Woche einen Tanzkurs. Im Monat bekommt sie fünfundfünfzig Euro Taschengeld. Sie muss fast alles selbst zahlen: ihre Klamotten, neue Schuhe, Zeitschriften, Kino, Musikdownloads und was sie sonst noch haben will. Ihre Eltern sagen, so lernt Monika mit Geld umzugehen. Nur den Tanzkurs bezahlen ihre Eltern.
Slide 2 - Tekstslide
Beantwoord de vragen in het Nederlands.
1 Wat betalen de ouders van Cindy en Wendy?
…………………………………………………………………………………………………………………
2 Hoeveel geld heeft Jayden maandelijks te besteden?
…………………………………………………………………………………………………………………
3 Waaraan geeft Jayden zijn geld uit?
…………………………………………………………………………………………………………………
4 Hoeveel zakgeld krijgt Monika?
…………………………………………………………………………………………………………………
5 Wat moet Monika van haar zakgeld betalen? Noem minstens drie dingen.
……………………………………………………………………………………………………………
Slide 3 - Tekstslide
Tekst 2 Einkaufen
Am Mittwoch von acht bis fünf Uhr ist bei uns der Wochenmarkt. Ich gehe gern auf dem Markt einkaufen. Es gibt frisches Gemüse. Ich gehe um halb neun auf den Markt. Ich kaufe Kartoffeln, Karotten und Salat. Es gibt auch viel Obst. Im Juli kaufe ich gern Erdbeeren und Kirschen.
Rosa
Am Montag arbeite ich nicht. Ich schlafe zuerst lange aus. Dann frühstücke ich. Dann gehe ich einkaufen. Um halb zwölf bin ich meistens im Supermarkt. Ich kaufe für die ganze Woche ein. Ich kaufe Brot, Fisch, Fleisch und Käse. Auch Waschmittel und Duschgel kaufe ich im Supermarkt. Ich fahre mit dem Auto zum Laden.
Hanno
Mein Onkel Eray hat eine Bäckerei. Er macht den Laden jeden Tag um sechs Uhr auf. Am Sonntag macht er erst um sieben Uhr auf. Ich bin gern bei meinem Onkel. Er ist nett: Er lacht und erzählt viel. Wenn ich Zeit habe, gehe ich zur Bäckerei. Ich esse dann ein leckeres Schokoladencroissant. Oft helfe ich beim Aufräumen. Mein Onkel verkauft deutsche Brötchen, türkisches Brot, Croissants und süßes Gebäck. Man kann dort auch Kaffee oder Tee trinken.
Ayse
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 2 Einkaufen
Schrijf de 3 namen over en zet daar achter de zinnen die zij zeggen.
Een uitspraak hoort bij niemand!!
Uitspraak Rosa Hanno Ayse
1 Mijn oom heeft een bakkerij. □ □ □
2 Ik koop brood, vis, vlees en kaas. □ □ □
3 Ik help vaak met opruimen. □ □ □
4 Ik koop aardappelen, wortels en sla. □ □ □
5 Op maandag werk ik niet. □ □ □
6 In juli koop ik aardbeien en kersen. □ □ □
7 In de bakkerij kun je ook cola drinken. □ □ □
8 De markt is op woensdag. □ □ □
9 Ik ga om half negen boodschappen doen. □ □ □
10 Ik rij met de auto naar de winkel toe. □ □ □
Slide 5 - Tekstslide
Das Taschengeld von Eltern und Großeltern ist oft nicht genug. Viele Jugendliche haben darum einen Schülerjob. Der populärste Schülerjob unter 13- bis 15-Jährigen ist das Verteilen von Reklamematerial. Viele Jugendliche tragen auch Zeitungen aus oder passen auf Babys auf.
Reklamematerial 20%
Zeitungen austragen 18%
Babysitten 17%
Auto waschen 12%
Fenster putzen 12%
Für alte Menschen einkaufen gehen 8%
Hunde ausführen 7%
Rasen mähen 6%
Slide 6 - Tekstslide
Lees tekst 3. Lees dan de zinnen. Vul de zinnen in het Nederlands aan.
1 …………………. % van de jongeren laat een hond uit.
2 …………………. % van de jongeren doet boodschappen voor oude mensen.
3 Het populairste scholierenbaantje is ………………………………………………………………………
4 Het minst populaire scholierenbaantje is …………………………………………………………………
5 …………………………………………. en ………………………………………….. zijn even populair.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
- Hoe oud is ze?
- hoeveel zakgeld krijgt in de maand?
- wat moet ze van het zakgeld betalen?
- Wat koopt ze van het zakgeld?
- Wat voor bijbaan heeft ze?
- Hoeveel verdient ze?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
- Hoeveel zakgeld krijgt hij?
- Is hij tevreden met dit bedrag?
- Wat moet hij hiervan betalen?
- Wat betalen zijn ouders?
- Van wie krijgt hij geld cadeau?
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
- Hoe oud is ze?
- Hoeveel zakgeld krijgt ze?
- Wat moet ze betalen van het zakgeld?
- Wat verdient ze met babysitten?
- Ze verdient 10 Mark voor bijles. In welk vak geeft ze bijles?
- Vertel hoe het geregeld is met het zakgeld van de broers of zussen.
