4.3 De standenmaatschappij

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

4.3 De standenmaatschappij

Kenmerkende aspecten

11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

Wat gaan we doen?

Drie lesdoelen; 

1. Je weet hoe de standenmaatschappij eruit ziet (tekening).
2. Je weet hoe het kloosterleven eruit ziet (filmpje).
3. Je kunt het leenstelsel uitleggen (tekening).

Zelfstandig werken.

De drie standen

Standenmaatschappij

• De drie standen blijven tot de Franse Revolutie  (1789) bestaan.
• De eerste twee standen is 2-5% van de bevolking.
• Ze bezitten 40 - 60% van de grond.

Hoe verhouden de standen tot elkaar?

Wij kijken eerst naar een filmpje.

De geestelijken

Taken 1e stand:

• Priesters richten zich tot God voor jou.
  
• Zij konden jouw van je zonden verlossen.

3e stand:

• Gelovigen betaalden geld aan de Kerk en Kloosters.

Kloosterleven

Monniken en nonnen  bewoonden kloosters,

Ze mochten/moesten:

1. Niet trouwen.
   
2. Geen eigen bezit hebben.
3. Gehoorzaam zijn aan het hoofd van het klooster.

De adel/edellieden en hun horigen 

Taak adel: Kerken, geestelijken en
boeren (horigen) beschermen.

Taak die de horige doet voor de heer:

1. Ploegen
2. Zaaien
3. Oogsten
4. Hooien
5. Wijngaarden onderhouden.

Horigen

• Mocht niet het land van de leenheer/leenman verlaten.
• De horigen hadden een eigen stukje grond. 
• Met de opbrengst konden horigen belasting betalen.

Zelfstandig werken

• Maken modules 4.3.
• Klaar? Dan ga lezen uit je leesboek.