Wat doe jij in de winkel? - omgaan met klanten

Wat doe jij in de winkel?

Omgaan met klanten
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Wat doe jij in de winkel?

Omgaan met klanten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les heb je geleerd?
  • Hoe je met klanten om moet gaan.
  • Hoe je de klant begroet en aanspreekt.
  • Hoe je de klant kan helpen.
  • Sociaal gedrag.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?
Afgelopen weken zijn we aan de slag gegaan met 
Communicatie
Collegiaal gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Wat weet jij nog van deze lessen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Hoe spreek je een klant/gast aan?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

klanten in de winkel
Bij je werk in een winkel heb je veel met klanten te maken. 

Ze hebben allemaal een andere reden. 

Let dus goed op de klant, zodat je er goed op kunt reageren. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar het plaatje, hierover komt zo een vraag.  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klanten begroeten en aanspreken. 
Komt een klant de winkel binnen, begroet deze dan vriendelijk:
  1. Zeg op een vriendelijke manier “Goedemorgen”,
    “Dag meneer/mevrouw". 
  2. Kijk de klant aan. Als je met iemand praat, is het altijd prettig als je elkaar aankijkt. 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let bij het begroeten en aanspreken van een klant op de volgende regels:  
- Je spreekt de klant altijd aan met ‘u’  
- Je kijkt de klant aan als je tegen hem praat en naar hem luistert
- Je praat duidelijk Nederlands
- Je bent vriendelijk 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Noem de minimaal één regel die gelden voor het begroeten van een klant. Het zijn er 4. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Je werkt bij Zeeman. Klanten kunnen bij Zeeman zelf artikelen pakken uit de schappen.
Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Je werkt bij Bruynzeel Keukens. Klanten worden hier uitgebreid geïnformeerd over de verschillende keukens.
Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

klanten/gasten informeren 

Klanten kunnen met verschillende vragen bij je komen. Jij probeert ze zo goed mogelijk te helpen. Het leukst is het als je zelf de klant kunt helpen. Je gaat de klant informeren over een artikel of over het menu. Informeren betekent het geven van informatie. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klanten doorverwijzen
Kun je ze toch niet zelf helpen? Dan verwijs je de klant door naar bijvoorbeeld een collega of een anderen afdeling. Doorverwijzen betekent dat je de klant naar een ander stuurt, die hem dan gaat helpen.  

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt een klant op de volgende 3 manieren over een artikel informeren: 
- Door uit je hoofd er van alles over te vertellen
- Door hem documentatie te geven
- Door hem te wijzen op de informatie op het artikel zelf

MAAR WEES VOORAL JEZELF

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. Hoe kun je klanten informeren over een artikel?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Welke situatie is een voorbeeld van slecht onderhoud?
A
Ik bewaar de kaas thuis buiten de koelkast
B
Ik smeer mijn fietsketting nooit
C
De ijslolly’s liggen in de kelder

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

HOE WIL IK MET ANDEREN OMGAAN?
Wat is sociaal gedrag?
 Samen sterker?

Slide 20 - Tekstslide

Doelen:
  • Je kent de belangrijkste functie van omgangsvormen en sociale vaardigheden.
  • Je kunt van enkele positieve eigenschappen de voordelen en mogelijke nadelen noemen.
  • Je bent je ervan bewust dat sociale vaardigheden per groep en situatie verschillen.
Respect
Gelijkheid
Beleefdheid

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Goed gedrag = alle manieren om rekening met elkaar te houden

Geldendeomgangs-vormen
Sociaal gedrag

Bij sociaal gedrag horen negatieve vrijheden en  bepaalde vaardigheden:

  1. Contact maken met anderen
  2. Samenwerken
  3. Afspraken nakomen
  4. Respectvol communiceren
  5. Omgaan met emoties
  6. Omgaan met kritiek
  7. Regels v/d groep respecteren
  8. Je verplaatsen in anderen
  1. - iemand groeten en oogcontact maken
  2. - een ander om een reactie vragen
  3. - op tijd zijn of op tijd een afspraak afzeggen
  4. - vriendelijk of beleefd iets zeggen
  5.   als iets je irriteert, dan stel je je reactie uit
  6. - proberen te leren van de tips van een ander
  7. - op je beurt wachten in de rij bij de kassa
  8. - een mede-passagier aanbieden om haar rollator uit de bus te tillen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Noem minimaal twee sociale vaardigheden

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

  • geduldig        
  • eerlijk
  • nauwkeurig
  • genuanceerd
  • grondig
  • overtuigend
  • enthousiast
  • bedachtzaam 
  • voorzichtig
  • praktisch
  • doelgericht
  • attent
  • gezellig
  • verdraagzaam
  • bescheiden
  • behulpzaam
  • diplomatiek
  • oplossingsgericht
  • flexibel
  • concreet
  • humoristisch
  • volhardend
  • betrouwbaar
  • direct
  • spontaan
  • nuchter
  • optimistisch
  • zakelijk

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben jij?
Hoe denk je dat jouw klant/ gast jou ziet?
Ben je vriendelijk, ben je geduldig
en wat doe jij als mensen dat niet tegen jou zijn?


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
Maak een spiegelomtrek op een A3 formaat met  spiegelbeeld van een afbeelding hoe jezelf denkt dat je overkomt naar andere toe en vertel op de achterkant van de spiegel waarom je dit denkt Maak aan de handgreep of omtrek van de spiegel minimaal 5 kwaliteiten van jezelf en 1 valkuil dit  kan met tekst of met kleine afbeeldingen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 1 ding op dat je geleerd hebt.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra vragen 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Champignons bereid je op bepaalde wijze om ze te kunnen eten.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een doosje champignons.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Staat er een bereidingsadvies op het artikel?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een spuitbus verf moet je op bepaalde wijze bewaren, zodat hij lang goed blijft.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een spuitbus verf.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Staat er een bewaaradvies op het artikel?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schoensmeer gebruik je op bepaalde wijze om je schoenen er weer goed uit te laten zien.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een potje schoensmeer.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Staat er een gebruiksadvies op het artikel?
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies