Fictie 1: les 3 Gebeurtenissen

Fictie 1: les 3 Gebeurtenissen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie 1: les 3 Gebeurtenissen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
  • Weet je welk effect tijd heeft op een verhaal
  • weet je wat het begrip vertelde tijd betekent
  • Weet je wat het effect van tijd is in het door jou gelezen boek
  • Kun je je inleven in de hoofdpersoon
  • Kun je de ontwikkeling van de hoofdpersoon laten zien in een moodboard

Slide 2 - Tekstslide

Legenda:
  • Theorie
  • Oefeningen      
  • Opdracht
  • Evaluatie

Slide 3 - Tekstslide

Op welke manier kan de schrijver laten zien in welke tijd het verhaal zich afspeelt?
A
Door een jaartal te noemen
B
Door een historische figuur of gebeurtenis te beschrijven
C
Door de ruimte, voorwerpen, kleding of gewoontes uit die tijd te beschrijven
D
A,B en C zijn alledrie goed

Slide 4 - Quizvraag

Wat is niet waar?
A
In een tijdloos verhaal gaat het om de boodschap
B
Tijdloze verhalen bestaan niet
C
In een tijdloos verhaal is de tijd onbelangrijk
D
Een sprookje is een tijdloos verhaal

Slide 5 - Quizvraag

Theorie
De tijd die in een verhaal voorbij gaat, heet vertelde tijd
De schrijver geeft hier aanwijzingen voor:
  • vertelt welke dag het is
  • vertelt hoe laat het is
  • vertelt welke datum het is
  • vertelt hoeveel tijd er verstreken is
De vertelde tijd kan een paar uur zijn, maar ook tientallen jaren

Slide 6 - Tekstslide

Theorie
Als een verhaal in volgorde van gebeurtenissen wordt verteld heet dat chronologisch. 

Binnen deze volgorde kunnen wel verwijzingen voorkomen naar dingen die eerder of later in het verhaal voorkomen


Slide 7 - Tekstslide

Theorie
Verwijzingen:
In een terugverwijzing verwijst een personage naar iets wat eerder gebeurde. Een terugverwijzing is vrij kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gaat het om de gedachten van een personage.

Een vooruitwijzing is een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van een personage van angst of hoop voor de toekomst. Vooruitwijzingen verhogen vaak de spanning: je krijgt een vermoeden over het vervolg.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie
Wanneer het verhaal verteld wordt in een andere volgorde dan de volgorde van de gebeurtenissen heet dit : niet chronologisch

De schrijver kan dit bijvoorbeeld doen door flashbacks te gebruiken

Slide 9 - Tekstslide

Theorie
In een flashback springt het verhaal terug in de tijd, naar gebeurtenissen die eerder plaatsvonden. Een flashback is langer dan een terugverwijzing en de volgorde van gebeurtenissen wordt echt onderbroken.

De functie van terugverwijzingen en flashbacks is dat je als lezer meer informatie krijgt over een personage. Je komt iets te weten over het verleden, waardoor je het gedrag van een personage in het heden beter begrijpt.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Bekijk de video in de volgende dia

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Geef antwoord op de volgende vraag:
Is het boek dat je hebt gelezen chronologisch of niet chronologisch verteld?

Slide 13 - Open vraag

Is het boek dat je hebt gelezen realistisch of niet realistisch? Leg uit waarom

Slide 14 - Open vraag

Noem 3 gebeurtenissen die belangrijk zijn voor het verhaal

Slide 15 - Open vraag

Noem 3 bijpersonen en of dit helpers of tegenstanders zijn

Slide 16 - Open vraag

Verandert de hoofdpersoon tijdens het verhaal? Waaraan merk je dat?

Slide 17 - Open vraag

Veranderen de bijpersonen van rol? Blijft de helper helper en blijft de tegenstander tegenstander?

Slide 18 - Open vraag

Welke gebeurtenis zorgt voor de verandering bij de hoofdpersoon? Beschrijf deze gebeurtenis.

Slide 19 - Open vraag

Theorie
Wat is inleven in een verhaal?

Je kunnen inleven in personages is een van de redenen waarom je als lezer wordt meegetrokken in een verhaal. Je zoekt naar overeenkomsten tussen jezelf en de hoofdpersoon. Je zoekt naar herkenbaarheid. 

Slide 20 - Tekstslide

Theorie
Behalve inlevingsvermogen, heb je ook je fantasie nodig bij het lezen van een verhaal. Als je de gebeurtenissen voor je kunt zien zoals een film, gaat het verhaal meer leven en wordt het leuker om te lezen.

Slide 21 - Tekstslide

Introductie 
Je gaat een moodboard maken waarin je laat zien hoe de hoofdpersoon zich heeft ontwikkeld.
  • Welke bijpersonen hebben bijgedragen aan deze ontwikkeling?
  • Gebruik de eerder opgeslagen afbeeldingen van de hoofdpersoon en de bijpersonen
  • Gebruik de karakterbeschrijvingen, de docent heeft deze geprint, vraag erom!

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een moodboard?
Een moodboard is een digitale collage van posterformaat. Het wordt gebruikt om een concept, idee, een gedachte of gevoel te visualiseren. Deze collage kan gebruikt worden om een sfeer weer te geven met behulp van afbeeldingen of notities. 

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
Maak een moodboard over de ontwikkeling van de hoofdpersoon in jouw boek. Je kunt deze online maken via deze link:  https://www.adobe.com/nl/express/create/mood-board#:~:text=Maak%20gratis%20een%20moodboard%20in,kunt%20GRATIS%20aan%20de%20slag.


Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Lever je opdracht in via Magister (Elo opdrachten) 
Je moet Magister wel openen via Google, in de app werkt het niet. Klik op de opdracht, daarna op 'inleveren'. Scroll naar beneden en klik op 'bestand toevoegen'. Daarna ga je weer omhoog en klik je rechts op 'verzenden'.



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Evaluatie en reflectie
De volgende vragen zijn evaluatievragen. Maak deze vragen serieus, je hebt deze nodig voor je reflectieverslag

Slide 28 - Tekstslide

Evaluatie en reflectie
Wat heb je geleerd wat je eerder niet wist? Leg je antwoord uit

Slide 29 - Open vraag

Ik kon mij wel/niet goed inleven in mijn boek omdat.....

Slide 30 - Open vraag

Ik vond het moeilijk/makkelijk om te ontdekken welke ontwikkeling de hoofdpersoon heeft doorgemaakt. Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open vraag

Ik vond het makkelijk/moeilijk om de moodboard te maken. Leg je antwoord uit

Slide 32 - Open vraag

Einde van dit onderdeel

Slide 33 - Tekstslide