Workshop Grammatica

Workshop Grammatica 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Workshop Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is jouw leervraag?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Wat zijn zinsdeelstrepen?
Gister I was ik I de hele dag I op school.

Gister I was I ik I de hele dag I op school, II maar I vandaag I ben I ik I thuis.

Slide 4 - Tekstslide

Zet zinsdeelstrepen.

Slide 5 - Tekstslide

De jongen heeft de kat een schop gegeven.

Slide 6 - Open vraag

Het meisje heeft de pop gekocht.

Slide 7 - Open vraag

Op school nemen de kinderen hun tas naar de klas.

Slide 8 - Open vraag

De voetballer schopt de bal in het doel.

Slide 9 - Open vraag

In Spanje spreken de mensen Spaans.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Wat is de persoonsvorm?

Slide 12 - Tekstslide

De jongen heeft de kat een schop gegeven.

Slide 13 - Open vraag

Het meisje heeft de pop gekocht.

Slide 14 - Open vraag

Op school nemen de kinderen hun tas naar de klas.

Slide 15 - Open vraag

De voetballer schopt de bal in het doel.

Slide 16 - Open vraag

In Spanje spreken de mensen Spaans.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Slide 18 - Tekstslide

De jongen heeft de kat een schop gegeven.

Slide 19 - Open vraag

Het meisje heeft de pop gekocht.

Slide 20 - Open vraag

Op school nemen de kinderen hun tas naar de klas.

Slide 21 - Open vraag

De voetballer schopt de bal in het doel.

Slide 22 - Open vraag

In Spanje spreken de mensen Spaans.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 24 - Tekstslide

De jongen heeft de kat een schop gegeven.

Slide 25 - Open vraag

Het meisje heeft de pop gekocht.

Slide 26 - Open vraag

Op school nemen de kinderen hun tas naar de klas.

Slide 27 - Open vraag

De voetballer schopt de bal in het doel.

Slide 28 - Open vraag

In Spanje spreken de mensen Spaans.

Slide 29 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 30 - Tekstslide

De jongen heeft de kat een schop gegeven.

Slide 31 - Open vraag

Het meisje heeft de pop gekocht.

Slide 32 - Open vraag

Op school nemen de kinderen hun tas naar de klas.

Slide 33 - Open vraag

De voetballer schopt de bal in het doel.

Slide 34 - Open vraag

In Spanje spreken de mensen Spaans.

Slide 35 - Open vraag

Voegwoorden
Hoofdzin + Hoofdzin: Want, Of, En, Maar (WOEM) > Hij stopte, want ik kwam eraan.
Hoofdzin + bijzin: Het voegwoord staat er tussenin (omdat dat, als, toen, hoewel, terwijl) > Hij stopte toen ik eraan kwam.
Bijzin + Hoofdzin: Het voegwoord staat helemaal vooraan. (omdat dat, als, toen, hoewel, terwijl) Toen ik eraan kwam, stopte hij.

Slide 36 - Tekstslide

Leestekens

Slide 37 - Tekstslide

vandaaggaikjullieuitleggenwatzinnenprecieszijnenwaaromhoof

dlettersspatiesenleestekensnoueigenlijkzobelangrijkzijnhebjed

iewelechtnodigikvraaghetmeafwantzegnouzelfditistochprimat

elezenofdenkjedaarnutochandersoverikbenheelbenieuwdnaarj

ulliemening

Slide 38 - Tekstslide

Zinnen, hoofdletters, spaties en leestekens.

Vandaag ga ik jullie uitleggen wat zinnen precies zijn en waarom hoofdletters, spaties en leestekens nou eigenlijk zo belangrijk zijn. Heb je die wel echt nodig? Ik vraag het me af want zeg nou zelf; dit is toch prima te lezen!? Of denk je daar nu toch anders over? Ik ben heel benieuwd naar jullie mening!

Slide 39 - Tekstslide

Belangrijk
  • Een zin begint altijd met een hoofdletter.
  • Een zin eindigt altijd met een punt.
  • Tussen twee woorden komt een spatie = lege ruimte
  • Is de zin een vraag? Dan gebruik je het vraagteken ?
  • Is de zin belangrijk of een uitroep? Dan een uitroepteken !
  • Een naam schrijf je ook altijd met een hoofdletter.


Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Vragen?
D

Slide 42 - Tekstslide