In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 1 - Woordweb
1. Volgens Aristoteles moet een plot van een toneelstuk waarschijnlijk en herkenbaar zijn, daarom moeten tragedieschrijvers letten op eenheid van tijd, plaats en handeling, wat bedoelt hij hiermee?
Slide 2 - Open vraag
2. Wat is een verschil tussen klassieke tragedie 2500 jaar geleden en tragedie van nu?
A
De klassieke tragedie had altijd een happy ending.
B
De tragedie van nu wordt altijd opgevoerd in openluchttheaters.
C
De tragedie van nu is altijd gebaseerd op waargebeurde verhalen.
D
Toneel is nu niet meer de enige kunstvorm die ons het leven van anderen laat zien
Slide 3 - Quizvraag
2. Wat is een overeenkomst tussen klassieke tragedie 2500 jaar geleden en tragedie van nu?
A
Moderne tragedies hebben altijd een happy end.
B
Mensen kunnen zich verplaatsen in de hoofdpersoon en hun emotie.
C
Ze hebben altijd een vrolijke ontknoping.
D
Klassieke tragedie werd alleen in het theater opgevoerd.
Slide 4 - Quizvraag
3. Noem 2 punten waarop het Romeinse theater afwijkt van het Griekse theater, betrek in je antwoord zowel architectuur als de functie van het gebouw