Hoofdstuk 5 1 t/m 3.3

Bereid je op deze les voor door je boek te lezen.
In deze les gaan we het volgende behandelen.
je kan het Legaliteitsbeginsel benoemen
je kan benoemen wat de Territorialiteitsbeginsel en Vlagbeginsel is
Het begrip Strafbaar feit


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Bereid je op deze les voor door je boek te lezen.
In deze les gaan we het volgende behandelen.
je kan het Legaliteitsbeginsel benoemen
je kan benoemen wat de Territorialiteitsbeginsel en Vlagbeginsel is
Het begrip Strafbaar feit


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Omschrijf het begrip materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel.

Slide 4 - Open vraag

Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel houdt in, dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling. 
Het feit is pas strafbaar als er vooraf (achteraf kan dus niet)een strafbaarheid op gesteld is in het wetboek van strafrecht. Ook zal voor de verdachte de meest gunstigste bepaling van toepassing zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Als een feit niet in een wetboek staat vermeld is het toch strafbaar..
JA
Nee

Slide 6 - Poll

Omschrijf het begrip Formeel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel.

Slide 7 - Open vraag

Als je een strafbaar feit hebt gepleegd. na een maand verandert deze wet en wordt de strafmaat veranderd. wat betekent dat voor je?
A
Je wordt vervolgt volgens de wet die van toepassing was ten tijde van de plegen
B
Je wordt vervolgt volgens de nieuwe wet
C
Je wordt vervolgt wat voor de verdachte de minst gunstigste is
D
Je wordt vervolgt wat voor de verdachte de meest gunstigste is

Slide 8 - Quizvraag

Het formeel strafrechtelijke legaliteitsbeginsel houdt in , dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij de wet voorzien.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Omschrijf het begrip Territorialiteitsbeginsel

Slide 11 - Open vraag

Het territorialiteitsbeginsel betekent dat de Nederlandse strafwet van toepassing is op ieder, die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Slide 12 - Tekstslide

Als een Amerikaan een strafbaar feit pleegt boven den Haag in een vliegtuig van Lufthansa die naar Amsterdam vliegt. Kan de Amerikaan dan in Nederland vervolgt worden?
A
Nee dat kan niet
B
Hij kan alleen in Duitsland worden vervolgt
C
Ja hij kan in nederland vervolgd worden
D
Hij kan alleen in Amerika vervolgt worden

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Omschrijf het begrip Vlagbeginsel.

Slide 15 - Open vraag

Het vlagbeginsel betekent dat de Nederlandse strafwet van toepassing is op een ieder die zich buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig een enig strafbaar feit schuldig maakt.

Slide 16 - Tekstslide

Als een Griek aan de kust van Italië aan boord van een Nederlands schip een Diefstal pleegt. kan hij dan ook in Nederland vervolgt worden?
A
Ja hij kan in Nederland vervolgt worden.
B
Nee hij kan alleen in Griekenland vervolgt worden
C
Nee hij kan alleen in Italië vervolgt worden.
D
Ja dat kan, alleen met toestemming van Italië en Griekenland

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Omschrijf het begrip Strafbaar Feit.

Slide 19 - Open vraag

onder een strafbaar feit wordt verstaan een bewezen menselijke gedraging, die gedekt wordt door een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.

Slide 20 - Tekstslide

Aan welke voorwaarde moet worden voldaan voor de strafbaarheid?

Slide 21 - Open vraag

* Bewezen Menselijke gedraging
* Wettelijke delictsomschrijving
*Wederrechtelijk
* Aan schuld te wijten

Slide 22 - Tekstslide

Omschrijf wat bedoelt word met een bewezen menselijke gedraging

Slide 23 - Open vraag

Met een menselijke gedraging wordt bedoeld dat een persoon zich op een bepaalde manier gedraagt, zo'n gedraging kan bestaan dat iemand iets doet (handelt) in strijd met een verbod in een wettelijk voorschrift (wet) of iets niet doet in strijd met een gebod. het moet in ieder geval gaan om een gedraging uitgevoerd door een mens.

Slide 24 - Tekstslide

Omschrijf het begrip wettelijke delictsomschrijving.

Slide 25 - Open vraag

Een wettelijke delictsomschrijving is een omschrijving van een strafbare gedraging waarin de bestanddelen staan opgesomd die moeten zijn vervuld, wil de verdachte kunnen worden gestraft.

Slide 26 - Tekstslide

Omschrijf het begrip Bestanddelen

Slide 27 - Open vraag

Een bestanddeel  is een onderdeel van een wettelijke delictsomschrijving of norm.

Slide 28 - Tekstslide

Artikel 3501.
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Slide 29 - Tekstslide

De Norm (artikel) bestaat uit 1 of meerdere bestanddelen. Moet je aan alle bestanddelen voldoen of is 1 voldoende voor de strafbaarstelling?

Slide 30 - Open vraag

Alle bestanddelen moeten worden voldoen. Als er 1 bestanddeel ontbreekt is er geen strafbaar feit gepleegd.

Slide 31 - Tekstslide

Wat betekent de term WEDERRECHTELIJK?

Slide 32 - Open vraag

Wederrechtelijk wil zeggen dat betrokkene handelde zonder dat hij daartoe het recht had of anders gezegd, zonder bevoegdheid, zonder toestemming.

Slide 33 - Tekstslide

Omschrijf het begrip Schuld

Slide 34 - Open vraag

Onder schuld wordt de verwijtbaarheid van een gedraging verstaan

Slide 35 - Tekstslide

wat betekend "Afwezigheid van alle schuld" ?

Slide 36 - Open vraag

Als iemand bewezen een strafbaar feit begaat maar daar geen schuld aan heeft. Bijvoorbeeld een verkeersovertreding begaan en het verkeersbord is niet goed zichtbaar door bijvoorbeeld een overhangende tak.

Slide 37 - Tekstslide

Omschrijf het begrip schuld in ruime zin.

Slide 38 - Open vraag

Onder schuld in ruime zin, vallen zowel de opzet, als de schuld in enge zin.

Slide 39 - Tekstslide

Omschrijf het begrip Opzet.

Slide 40 - Open vraag

Opzet is de meest vergaande vorm van schuld in het strafrecht, waarbij de dader willens en wetens, dat wil zeggen doelbewust of moedwillig, de verboden gedraging verricht of het verboden gevolg bewerkstellig.

Slide 41 - Tekstslide

Omschrijf het begrip "Met het oogmerk"

Slide 42 - Open vraag

Met het oogmerk..... Met het doel tot...... de bedoeling......doelstelling.........intentie

Slide 43 - Tekstslide

Hoe wordt het begrip schuld in enge zin ook wel omschreven ?

Slide 44 - Open vraag

Hierbij is geen opzet tot het plegen van het strafbare feit. maar is er wel schuld aan te wijzen door:
Niet de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen
Ernstige reden hebben om te vermoeden
Redelijkerwijs moet vermoeden

Slide 45 - Tekstslide

Moet bij een overtreding ook door de opsporingsambtenaar bewezen worden dat het daadwerkelijk met opzet is begaan? Zo ja waarom wel? en zo nee waarom niet?

Slide 46 - Open vraag

Bij overtredingen wordt op grond van jurisprudentie schuld aangenomen totdat het tegendeel blijkt.
de waarnemingen van de opsporingsambtenaar wordt gevolgd.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide