2.8 Landschappen in Nederland

2.8 Landschappen in Nederland
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.8 Landschappen in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
  • Leerdoelen

  • Uitleg 2.8

  • Zelfstandig werken / Huiswerk 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent verschillen tussen Hoog- en Laag-Nederland.


  • Je begrijpt de invloed van ijstijden op het landschap.


  • Je weet welke invloed zee en rivieren op Laag-Nederland hebben.


  • Je weet de relatie tussen grondsoort en bodemgebruik.

Slide 3 - Tekstslide

Het afbreken/brokkelen van steen noemen we ook:
A
Erosie
B
Verwering
C
Afzetting
D
Afbraak

Slide 4 - Quizvraag

Tijdens het transport bots het verweringsmateriaal en slijt het constant
Dit sluiten/verschuren noemen we erosie
A
Erosie
B
Verwering
C
Afzetting
D
Afbraak

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken vanuit de natuur van verwering? (Wat kan ervoor zorgen dat steen afbreekt)

Slide 6 - Open vraag

Welke is waar over de afzetting van verweringmateriaal?
A
Hoe lager de snelheid hoe kleiner het materiaal dat blijft liggen
B
Hoe sneller de snelheid hoe kleiner het materiaal dat blijft liggen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Hoog- en Laag Nederland
  • Landschap is alles wat we van het aardoppervlak zien
  • Wij verdelen Nederland in twee delen:
    - Hoog en Laag Nederland
  • Hoog Nederland is alles boven NAP
  • Normaal Amsterdams Peil (NAP)
    - Aantal meter boven of onder zeespiegel

Slide 9 - Tekstslide

IJstijden
  • Lange tijd van kou en ijs: ijstijd
  •  Gletsjers uit het noorden schoven tot halverwege Nederland
  • Daar waar de gletsjer eindigde zijn nu heuvels: De Veluwe
    - We noemen deze stuwwallen

  • Laatste ijstijd was er geen ijs maar wel heel koud
  • Hierdoor is er door de wind overal zand neergelegd

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

IJstijden
  • Lange tijd van kou en ijs: ijstijd
  •  Gletsjers uit het noorden schoven tot halverwege Nederland
  • Daar waar de gletsjer eindigde zijn nu heuvels: De Veluwe
    - We noemen deze stuwwallen

  • Laatste ijstijd was er geen ijs maar wel heel koud
  • Hierdoor is er door de wind overal zand neergelegd

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 2.8
Opdracht 1 t/m 9

Slide 14 - Tekstslide

2.8 Landschappen in Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Lesinhoud
  • Leerdoelen

  • Uitleg 2.8

  • Zelfstandig werken / Huiswerk 

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent verschillen tussen Hoog- en Laag-Nederland.


  • Je begrijpt de invloed van ijstijden op het landschap.


  • Je weet welke invloed zee en rivieren op Laag-Nederland hebben.


  • Je weet de relatie tussen grondsoort en bodemgebruik.

Slide 17 - Tekstslide

Het afbreken/brokkelen van steen noemen we ook:
A
Erosie
B
Verwering
C
Afzetting
D
Afbraak

Slide 18 - Quizvraag

Tijdens het transport bots het verweringsmateriaal en slijt het constant. Hoe noemen we dit?
A
Erosie
B
Verwering
C
Afzetting
D
Afbraak

Slide 19 - Quizvraag

Een stuwwal is ...........
A
De zijkant van een schip
B
Een heuvel opgeschoven door een gletsjer
C
Een dam om water tegen te houden
D
De bovenkant van een vulkaan

Slide 20 - Quizvraag

Nederland is in tweeën gedeeld, Hoog- en Laag Nederland. Wat bepaald wat Hoog en wat Laag Nederland is?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Klei en Veen
  • De rivieren voerden verweringsmateriaal af
  • Bij overstromingen hebben ze dit vooral in Laag-Nederland afgezet. 
  • Hierdoor heeft de rivier veel zand en rivierklei.
  • De zee is ook vele malen het land binnengedrongen.
  • Daardoor vind je in Laag-Nederland dikke lagen zeeklei.

Slide 23 - Tekstslide

Klei en Veen
  • Zowel in Laag- als in Hoog-Nederland is in moerassen uit resten van dode planten de grondsoort veen ontstaan.
  • Al in de Romeinse tijd werd veen gedroogd tot turf en gebruikt als brandstof. 

Slide 24 - Tekstslide

Grondgebruik bepaald bodemgebruik
  1. Zandgrond is droog en niet vruchtbaar. Vooral bos of stallen
  2. Rivierklei is vruchtbaar en geschikt voor veeteelt op grasland
  3. Zeeklei is erg vruchtbaar. Hier vind je vooral akkerbouw
  4. Veengrond is net als zeeklei vrij nat, maar het is minder vruchtbaar. Daarom vind je op veengrond veel gras.
  5. Lössgrond is volgens veel boeren de beste landbouwgrond. 

Slide 25 - Tekstslide

Bodemgebruik
  • Eigenlijk geen echt natuurgebied meer in Nederland
  • Overal hebben wij het land aangepast

  • Alle gebieden waar de mens
    verandering aan heeft gebracht
    noemen we: cultuurlandschappen 

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 2.8
Opdracht 1 t/m 15

Slide 27 - Tekstslide