§10.2 krachten tekenen

§10.2 krachten meten en tekenen.
Je hebt nodig:
Papier/schrift
pen/potlood
geodriehoek.

Als je vragen hebt, stel ze vooral in discord aan mij. Daar ben ik voor! Mag ook in persoonlijk bericht als je dat fijner vindt.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§10.2 krachten meten en tekenen.
Je hebt nodig:
Papier/schrift
pen/potlood
geodriehoek.

Als je vragen hebt, stel ze vooral in discord aan mij. Daar ben ik voor! Mag ook in persoonlijk bericht als je dat fijner vindt.

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
Ik kan uitleggen wat vectoren zijn en ik weet hoe ik deze moet tekenen.

Ik kan uitleggen hoe het apparaat heet waarmee krachten gemeten worden, en hoe het werkt.

Slide 2 - Tekstslide

krachtenpijl (vector)
om opgaven te kunnen maken, begrijpen en beantwoorden moeten we krachten zichtbaar maken. We doen dit vaak in tekeningen. Een kracht heeft niet alleen een waarde in newton, maar ook een richting. Daarom tekenen we een kracht als een pijl. We noemen zo'n pijl een Vector. Een vector heeft 3 eigenschappen. Deze vind je op de volgende Dia

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

krachtenschaal
van zo'n vector kun je de lengte meten in bijvoorbeeld centimeters met je geodriehoek. Hiermee weet je nog niet hoe groot de kracht is. Daarvoor moet er een krachtenschaal bij.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

krachtenschaal
Een krachtenschaal geeft de verhouding aan tussen de lengte van de pijl en de kracht die hij voorsteld. Het ≙ teken betekent 'komt overeen met'. In de afbeelding op de vorige dia stelt elke centimeter 5 newton voor. Een pijl van 4 cm stelt dan dus 4x5=20 newton voor.

Slide 7 - Tekstslide

Aangrijpingspunt
Het aangrijpingspunt is de plek waar de kracht werkt. In de afbeelding op de volgende dia zie je 2 voorwerpen die een kracht op elkaar uitoefenen. In zo'n geval teken je het aangrijpingspunt in het midden van het gebied waar de twee voorwerpen elkaar raken. De hand van het mannetje raakt de kast. Je tekent het aangrijpingspuint in het midden van zijn hand.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

vraag 1.
hiernaast zie je een vector. vul in voor A, B, en C

Slide 10 - Open vraag

vraag 2. krachtenschaal
hieronder zijn vectoren getekend zonder krachtenschaal. Bepaal de krachtenschaal en schrijf deze op in je schrift.
(door op de afbeelding te klikken wordt deze vergroot.)

Slide 11 - Tekstslide

vul de krachtenschalen van a t/m f van de vorige vraag in. (mag foto schrift)

Slide 12 - Open vraag

vraag 3. kracht
hieronder zijn vectoren getekend met krachtenschaal. Bepaal de grote van de kracht en schrijf deze op in je schrift.
(door op de afbeelding te klikken wordt deze vergroot.)

Slide 13 - Tekstslide

vul de kracht in van de vectoren a t/m f van de vorige dia. (mag foto schrift)

Slide 14 - Open vraag

vraag 4. richting
maak de vraag van de volgende dia in je schrift.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

maak een foto van de vorige opgave in je schrift.

Slide 17 - Open vraag

vraag 5. vectoren
Teken de man met kruiwagen van de volgende dia in je schrift en beantwoord de vragen die erbij horen.

De tekening hoeft niet precies en heel mooi, wel groot en duidelijk. (kwart A4tje)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

vraag 5.
Teken de volgende vechtoren in je getekende man met kruiwagen.
a) Spierkracht, van linkerhand op handvat. (32 N)
b) Spierkracht, van rechterhand op handvat (32 N)
c) Zwaartekracht, op het hout. (200 N)
d) Duwkracht, van het wiel op de grond. (140 N)

Slide 20 - Tekstslide

Maak een foto van je man met kruiwagen en de vectoren.

Slide 21 - Open vraag

vraag 6.
Teken de boogschutter van de volgende dia in je schrift en beantwoord de vragen die erbij horen.

De tekening hoeft niet precies en heel mooi, wel groot en duidelijk. (kwart A4tje)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

vraag 6.
Teken de volgende vechtoren in je getekende boogschutter.
a) spierkracht, van hand op boog (240N)
b) spankracht, van touw op bovekant boog. (570N)
c) spierkracht, van hand op touw. (240N)
d) trekkracht, van onderkant boog op touw. (570N)
e) zwaartekracht, van aarde op man. (680N)

Slide 24 - Tekstslide

Maak een foto van je boogschutter met de vectoren.

Slide 25 - Open vraag

krachten meten.
Om een kracht te meten gebruiken we een veerunster. Dit komt omdat een veer altijd gelijkmatig uitrekt (komt later dit hoofdstuk nog terug).

In de volgende dia zie je zo'n voorbeeld van een veerunster.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Bekijk de vorige dia nog eens. leg in je eigen woorden uit wat meetbereik is.

Slide 28 - Open vraag

vraag 8.
in de volgende dia vind je 6 veerunsters. 
beantwoord a t/m c in je schrift
a) Welke veerunster heeft het grootste meetbereik?
b) geef van elke veerunster aan welke kracht deze aangeeft
c) welke veerunsters meten dezelfde kracht?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Maak een foto van vraag 8 in je schrift.

Slide 31 - Open vraag

Vraag 9. veerunster
Teken het veerunster van de afbeelding (rechtsonder) in je schrift en zet bij a t/m d de juiste naam en leg in je eigen woorden uit waarvoor het is. 
(door op de afbeelding te klikken wordt deze vergroot)

Slide 32 - Tekstslide

Maak een foto van vraag 9 in je schrift.

Slide 33 - Open vraag

Leerdoelen check.
bij de volgende 2 vragen wordt gecheckt of je de leerdoelen van deze les gehaald hebt.

Slide 34 - Tekstslide

a) Leg uit wat vectoren zijn en b) leg uit hoe je deze moet tekenen. (tip: welke 4 kenmerken heeft een vector altijd?)

Slide 35 - Open vraag

a) Leg uit hoe het apparaat heet waarmee krachten gemeten worden, en b) hoe het werkt.

Slide 36 - Open vraag

heb je nog vragen over de lesstof?

Slide 37 - Open vraag

to do:
maken §10.2 opgave 7 t/m 15 van het werkboek.

Als je klaar bent met de lessonup hoef je dit niet te zeggen in discord dit kan ik in lessonup wel zien. 

klaar met lessonup en het werkboek, dan kun je gaan, tot morgen!

Slide 38 - Tekstslide