2. De grote Oost-Japanse ramp

De grote Oost-Japanse ramp
Paragraaf 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De grote Oost-Japanse ramp
Paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1) Je kan uitleggen hoe een tsunami ontstaat

2) Je kan uitleggen waarom een tsunami pas aan de kust gevaarlijk wordt

3) Je kan aangeven wat de gevolgen zijn van een tsunami

Slide 2 - Tekstslide

Een tsunami begint met een aardbeving.

Platen gaan tegen of langs elkaar
(convergent of transform)

Er bouwt spanning op -> het schiet los -> de aarde beeft

Slide 3 - Tekstslide

Als het hypocentrum onder de oceaan ligt, noemen we het een zeebeving.

Hoe zwaar?
Dat geef je aan met de Schaal van Richter.

Welke kracht hebben bv. de aardbevingen in Groningen?

Slide 4 - Tekstslide

1. Bij welke beweging van aardplaten krijg je waarschijnlijk de zwaarste aardbeving? Waarom?

2. Kijk naar het plaatje. Leg uit
waarom er in Japan zoveel
aardbevingen voorkomen.

Slide 5 - Tekstslide

De Oost-Japanse ramp
11 maart 2011: zeebeving van 8.9 op de Schaal van Richter.

De schok zette het water in beweging -> een golf ging richting Japan.

Dit werd een tsunami.

Slide 6 - Tekstslide

Een tsunami op open zee is nog niet echt gevaarlijk. Pas als de golf aan de kust komt wordt het een probleem.
Het water bij de kust remt af, omdat het ondieper wordt. Daardoor haalt de achterkant van de golf de voorkant in, en ontstaat een metershoge vloedgolf.

Slide 7 - Tekstslide

3. Gebruik de tabel.
Hoe groot was volgens deze getallen de verwoesting in Japan op 11 maart 2011?

4. Bij wat voor plaatbeweging gebeurde deze aardbeving?

Slide 8 - Tekstslide

5. Een tsunami ontstaat in een bepaalde volgorde van gebeurtenissen. Lees de gebeurtenissen hiernaast en zet ze in de juiste volgorde.
1. De beving veroorzaakt een golf met een lengte van 200 km.
2. In ondiep water worden de golven afgeremd waardoor ze in hoogte toenemen.
3. Onderzeese aardbeving.
4. Het water komt met grote kracht op het strand aan.
5. In diep water kunnen de golven snelheden behalen van 800 km/uur.

Slide 9 - Tekstslide

Water is heel krachtig en kan veel schade aanrichten.

Bv: een dorp van 10.000 mensen verdween compleet.

Er kwam nog een derde ramp:
Kernreactor in Fukushima ontplofte   -> veel gevaarlijke straling -> mensen moesten evacueren (het gebied verlaten)

Slide 10 - Tekstslide

6. De ramp op 11 maart 2011 kan je eigenlijk niet één ramp noemen. Er gebeurden drie rampen in één. Schrijf ze op, op de volgorde waarin ze gebeurden.

7. Kan je het probleem met de kerncentrale een natuurramp noemen? Waarom wel of niet?

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werktijd
Maken: paragraaf 4.2
Opdrachten 1 t/m 3, 5 t/m 7

Klaar? Maak de opdrachten 'Samenvatting'

Eind van de les samen een paar checkvragen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe noemen we de plek waar een aardbeving aan de oppervlakte komt?
A
Hypocentrum
B
Epicentrum

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de oorzaak van een tsunami?
A
Een orkaan
B
Een kernramp
C
Een vulkaanuitbarsting
D
Een zeebeving

Slide 14 - Quizvraag

Op welke schaal meet je hoe zwaar een aardbeving is?
A
Beaufort
B
Richter
C
Mercalli
D
Scoville

Slide 15 - Quizvraag

Op de Schaal van Richter was de zeebeving in 2011...
A
3,4
B
6,1
C
7,9
D
9,0

Slide 16 - Quizvraag

Hoe lang duurde het voordat de tsunami bij de Japanse kust was?
A
Een paar minuten
B
Een uur
C
Drie uur
D
Een dag

Slide 17 - Quizvraag