aan elkaar, deelteken, trema, als/dan

Spelling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de volgende woorden aan elkaar:

  • Samenstellingen van twee of drie woorden: bagagedrager, fietspomp, hoogstnoodzakelijk, goedgehumeurd, langetermijnplanning 
  • Samenstellingen van woorden die vaak met elkaar voorkomen en daardoor aan elkaar geschreven worden: lesgeven, koffiedrinken, theedrinken
  • Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: drieëntwintig, achthonderdtien, twintigduizend. Maar: drie miljoen, vijf miljard.
  • Voornaamwoordelijke bijwoorden die bestaan uit er, hier, daar, waar + vz: onderdoor, hiertegenover, daarover, waarheen, waarbij.

Slide 2 - Tekstslide

Tips:
  • Tip 1: kijk of het woord één klemtoon heeft. Je schrijft een woord aan elkaar als het één klemtoon heeft: zilveren ring – spreek je niet uit in één adem  vs. boekenplank – spreek je uit in één adem 
  • Tip 2: bekijk de onvervoegde vorm en benoem het hele werkwoord:
    er + naar + uit + kijken = ernaar uitkijken want uitkijken naar & er + van + uit + gaan = ervan uitgaan, want uitgaan van  
  • Tip 3: kijk in de samenstelling of het eerste woord iets zegt over het laatste deel, of alleen over het eerste deel.: Lange afstandsloper – “lange” zegt iets over de afstand en niet over de loper  = langeafstandsloper.

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord is juist gespeld?
A
Rode bessenjam
B
Spoedeisendehulp
C
Lange afstandsloper
D
Goedgehumeurd

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
viool spelen
B
bagage drager
C
bovenop
D
achthonderd tien

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
erop uittrekken
B
erop uit trekken
C
er opuittrekken
D
eropuit trekken

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
(roest+vrij+stalen+pannen)
A
roest vrijstalenpannen
B
roestvrij stalenpannen
C
roestvrijstalen pannen
D
roest vrijstalenpannen

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
korte termijnplanning
B
korte termijn planning
C
kortetermijnplanning
D
kortetermijn planning

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste spelling: Mijn fiets stond.... (meerdere antwoorden)
A
Dichtbij
B
Dichtbij de kerk
C
Dicht bij
D
Dicht bij de kerk

Slide 9 - Quizvraag

Liggend streepje - koppelteken
Koppelteken:
  1. Om klinker-botsing te voorkomen : giro-overzicht, radio-omroep, studie-uren, mini-jurk.
  2. Naam van getrouwde vrouwen: mevrouw De Groot-de Vries
  3. Voor een hoofdletter: anti-Duits, oer-Hollands, on-Nederlands
  4. Bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Noord-Spanje, Zuid-Holland, Zuid-Hollander, Nieuw-Zeelandse.
  5. Bij letters, cijfers, andere tekens en of St of Sint/sint: dvd-speler, A4-papier, $-teken, Sint-Janskerk, VVD-kantoor.
  6. In woorden die anders onoverzichtelijk worden: kant-en-klaarmaaltijd, zwart-witfoto
  7. Als een deel van het woord is weggelaten: voor- en achterdeuren, binnen- en buitenland.

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord is juist gespeld?
A
diploma-bijeenkomst
B
giro-rekening
C
arbodienst
D
wiskunde-opgave

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste spelling.
A
antiduits
B
garage-eigenaar
C
radiouitzending
D
vanilleijsje

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
anti-discriminatiewet
B
antidiscriminatie-wet
C
vwo-leerling
D
vwoleerling

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste spelling.
A
Noord-oostlimburg
B
zwart-wit-foto
C
mede-oprichter
D
16-jarige

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
vwo- en havo-leerlingen
B
vwo- en havoleerlingen
C
vwo leerlingen en havo leerlingen
D
vwo en havo-leerlingen

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste spelling.
A
oude- en nieuwe wegen
B
Keel, neus en oorarts
C
autoin- en verkopers
D
carnavalsfeesten en - optochten

Slide 16 - Quizvraag

Trema
- Voorkomt spraakproblemen. 
- Plaats je altijd op de eerste letter van de volgende lettergreep: geërgerd, drieën.
- Let op bij: eum, -iing, -cien en -ieus: museum, begroeiing, elektricien, dubieus.
- Let op bij: bea, geo-, beo 
• beantwoorden, geautoriseerd, beoefenen, geolied, 
• maar geë-, geï-, geü- geërgerd, geürineerd, geïrriteerd. 

Slide 17 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Geölied
B
Electriciën
C
Geruïneerd
D
Geäutoriseerd

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
Officiëel
B
Begroeiïng
C
ideëen
D
conciërge

Slide 19 - Quizvraag

Apostrof
• Gebruikt als weglatingsteken en om uitspraakproblemen te voorkomen -  Marja’s parfum, Benno’s sieraden, opa’s stoel. Maar als er geen uitspraakproblemen zijn, dan schrijf je de ‘s’ vast: Tims broek, Jannekes publicaties.
•  weggelaten letter : m’n, z’n, ‘t, ‘s winters, ‘s-Gravenhage.
•  weggelaten bezits-s: Frits’ fiets
• In afleidingen van letter- en cijferwoorden: vmbo’er, CDA’er, 55+’er, sms’en, ge-sms’t.
Let op: afleidingen van letterwoorden die je als woord uitspreekt, schrijf je zonder apostrof (havoër) en in samenstellingen met een letter- of cijferwoord zet je geen apostrof maar een liggend streepje: vwo-leerling, CDA-voorzitter.

Slide 20 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Lieke's boek
B
Liekes boek

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
A4-tje
B
vwoër
C
havo'er
D
havoër

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
Cowboy'tje
B
Renate's boek
C
Baby'tje
D
sms-en

Slide 23 - Quizvraag

Is onderstaande zin juist of onjuist?
Sommige leerlingen vinden spelling moeilijker dan andere.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quizvraag

Sommigen mensen zijn slimmer .....
A
als mij
B
als ik
C
dan mij
D
dan ik

Slide 25 - Quizvraag

Daan is net zo goed in spelling ....
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 26 - Quizvraag