3.3 Veranderen van fase

3.3 - veranderen van fase
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.3 - veranderen van fase

Slide 1 - Tekstslide

Welke drie fasen waren er ook al weer?

Slide 2 - Open vraag

Lesdoelen 3.3 Veranderen van fase
  • Ik weet wat een faseovergang is.
  • Ik kan een fasedriehoek maken.
  • Ik kan de zes fase-overgangen herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Planning toets Hs3 
  • Wk  49 (5-12-22 t/m 9-12-22) 
  • 2e les (Di of Vr) 

Slide 4 - Tekstslide

IJs, Water, Waterdamp
  • is steeds dezelfde stof: water
  • bestaat dus ook uit dezelfde moleculen: watermoleculen
Wat zijn dat dan?
MOLECULEN?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een molecuul?

Slide 6 - Open vraag

Het deeltjesmodel: afspraken
  • Iedere stof is opgebouwd uit heel kleine deeltjes: moleculen
  • Elke soort stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen. 
  •  Moleculen bewegen voortdurend, de snelheid hangt af van de temperatuur. 
  • Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 7 - Tekstslide

Als de temperatuur omhoog gaat,
gaan de moleculen ....
A
even snel bewegen
B
langzamer bewegen
C
sneller bewegen

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 13 - Quizvraag

Fase-overgang
Als de stof van de ene fase overgaat naar een andere fase,          noem je dat een fase-overgang. 

Slide 14 - Tekstslide

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 15 - Quizvraag

Wat weet je over de moleculen in een vaste stof?
A
deze staan stil
B
deze trillen op hun plaats
C
deze verplaatsen zich door de stof
D
deze verplaatsen zich door de hele ruimte

Slide 16 - Quizvraag

Water, waterdamp en ijs
Water komt voor in drie fasen:
  1. Vast (sneeuw en ijs)
  2. Vloeibaar (water)
  3. Gasvormig (waterdamp)


Elke dag gaan er grote hoeveelheden water van de ene fase over in de andere.

Slide 17 - Tekstslide

Vervluchtigen (sublimeren)
De fase-overgang van vast naar gas.

De vast vorm verandert heel snel  in een gas vorm. 
Voorbeeld hiervan is een geurblokje

Slide 18 - Tekstslide

Stollen en bevriezen
Voor de overgang van vloeistof naar vaste stof bestaan twee woorden: stollen en bevriezen.
Welk woord je gebruikt, hangt af van de temperatuur.
Als een vloeistof vast wordt bij 0 °C of lager, noem je dat ‘bevriezen’.
Als hetzelfde gebeurt bij een hogere temperatuur, gebruik je het woord ‘stollen’.

Slide 19 - Tekstslide

Als kaarsvet overgaat van vloeibaar naar vast, noem je dat
A
stollen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 20 - Quizvraag

Fasedriehoek

Slide 21 - Tekstslide

Fase-overgangen
Verandering van de ene fase naar de andere fase:
  • vloeibaar naar vast = bevriezen (boven 0 graden C: stollen
  • vast naar vloeibaar =  smelten 
  • vloeibaar naar gasvormig (damp) = verdampen 
  • gasvormig naar vloeibaar = condenseren
  • vast naar gas = vervluchtigen 
  • gas naar vast = rijpen

Slide 22 - Tekstslide

Hoe heet de fase overgang van gas naar vloeibaar
A
condenseren
B
verdampen
C
vervluchtigen
D
rijpen

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel fase-overgangen zijn er?
A
2
B
6
C
4
D
3

Slide 24 - Quizvraag

Smelten is de fase-overgang van …… naar ……
A
Gas naar vloeibaar
B
Vloeibaar naar gas
C
Vloeibaar naar vast
D
Vast naar vloeibaar

Slide 25 - Quizvraag

C is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag
Huiswerk Hs 3.3  - 1 t/m 5

Slide 27 - Tekstslide

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video