Herhaling 5.2 en 5.4

Herhaling 5.2 en 5.4 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 5.2 en 5.4 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Bespreken vragen stencil
  • Herhalen paragraaf 5.2    
  • Herhalen paragraaf 5.4
  • Maken test jezelf 5.2 en 5.4 online (NOVA)

Slide 2 - Tekstslide

Heb je nog een vraag over het stencil?

Slide 3 - Open vraag

Herhaling 5.2

Slide 4 - Tekstslide

PRISMA
Het spectrum van wit licht maak je zichtbaar met behulp van een prisma

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het spectrum van wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog.  Zet de kleuren van dit spectrum in de juiste volgorde.
Het spectrum :
Groen
Geel
Violet
Blauw
Oranje
Rood

Slide 8 - Sleepvraag

ultraviolettestraling (UV)
Ultraviolette straling noemt men afgekort UV-straling.
UV-straling is ioniserende straling, dat betekent dat deze vorm van straling cellen kan veranderen.

UV-straling kun je niet zien.

Slide 9 - Tekstslide

UV straling
  • Drinkwater bedrijven gebruiken uv straling om bacterie in water te doden.
  • Bijen zien UV straling.
  • UV straling zorgt er voor dat je bruin wordt
  • Wordt tegen gehouden door atmosfeer
        (ozonlaag, stof en wolken)
  • UV kan stoffen laten oplichten (fluorescentie) 

Slide 10 - Tekstslide

 UV-bescherming
- Ozonlaag beschermt ons

- Zonnebrandcrème

Slide 11 - Tekstslide

IR straling
Infrarood straling wordt ook wel warmtestraling genoemd. Deze straling wordt gebruikt in sauna's en in hitte zoekende camera's voor nightvision (denk maar aan The Division of andere oorlogsspelletjes). 

Slide 12 - Tekstslide

Kleuren zien

Slide 13 - Tekstslide

Kleuren zien

Slide 14 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit hoe jij een blauw shirt blauw ziet.

Slide 15 - Open vraag

5.4 Oog en bril 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De belangrijkste onderdelen van het oog

Slide 18 - Tekstslide

iris
netvlies
lens
blinde vlek
pupil
oogzenuw

Slide 19 - Sleepvraag

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 20 - Quizvraag

  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
  • Veel licht - pupil klein
  • Weinig licht - pupil groot

Slide 21 - Tekstslide

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 22 - Quizvraag

accommoderen
Als een voorwerp dichterbij komt wordt de lens boller.

Accommoderen : lens platter of boller maken

Slide 23 - Tekstslide

Hoe dichterbij het voorwerp, hoe boller de lens.

Slide 24 - Tekstslide

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Verziend
  • De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Oudziend
  • Ooglens is minder elastisch
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 29 - Tekstslide

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 31 - Quizvraag

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 32 - Quizvraag

Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?
A
verziend
B
bijziend

Slide 33 - Quizvraag

Het oog kan de lens niet vlakker krijgen, dus de persoon ziet een object ver weg niet scherp... Hoe noemen we dit?
A
Een lui oog
B
Een dik oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 34 - Quizvraag

Sterkte van je bril

Slide 35 - Tekstslide

Een brillenglas heeft een brandpuntsafstand van 40 cm.
De bril heeft een sterkte van
A
40 dpt
B
0,4 dpt
C
0,025 dpt
D
2,5 dpt

Slide 36 - Quizvraag

Aan de slag
Maak test jezelf van 5.2 en 5.4

Slide 37 - Tekstslide