Verstedelijking en het bestuur §3.3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat gaan we doen?

Herhaling §3.2 

Uitleg §3.3

Aan het werk! 

Doelen: 

1. Je weet 2 manieren waarop er wordt samengewerkt aan de oplossing van problemen in steden. 

2. Je begrijpt waarom er samenwerking is tussen overheden en tussen overheid en bedrijfsleven. 

Wat zijn de nadelen van een grote stad met een hoge bevolkingsdichtheid?

Verklaar waarom de groei van de randstad een probleem is voor Heerlen en Maastricht.

Op welke 2 manieren kunnen we de problemen van de groeiende grote steden aanpakken?

Bestuur & beleid

Het openbaar bestuur regelt de ruimtelijke ordening van Nederland. 

Bij deze ruimtelijke ordening gaat het over wat waar mag. 

Dit kunnen we indelen in 3 organen:

Het rijk, de provincies en de gemeenten

Het rijk

Alles van nationaal belang  zoals: 

De economie, de snelwegen, becherming tegen de zee, het milieu en het behouden van de natuur en cultuur. 

Provincies

Voeren het landschapsbeleid uit. Bv: het groen rondom de steden en het onderhouden van de provinciale wegen. 

Gemeenten

Verantwoordelijk voor woningbouw, bedrijventerreinen. 

Daarnaast zijn er nog waterschappen deze beheren de waterhuishouding in het land. 

Hiërarchie in het beleid

De lagere niveaus (zoals de gemeenten) mogen niet in tegenspraak zijn met dat van de hogere schaalniveaus. 

Met andere woorden: de gemeenten moeten zich houden aan het provinciale en landelijke beleid. 

VB: nieuwe woonwijk moet zorgen voor genoeg groen. 

Eenheid

Stadsgewest is een gebied waarin een stad en de regio om die stad heen sterk verbonden zijn met elkaar. 

Eenheid

Gemeenten stemmen bepaalde afspraken op elkaar af. 

Wanneer gemeente Heerlen een woonboulevard bouwt zal gemeente Kerkrade dit niet doen, want anders ontstaat er veel leegstand.

Dit noemen we regionale samenwerking

Samenwerking

Samenwerking publieke en private sector nodig voor het mega pretpark in Brunssum (750 miljoen). 

Publiek-private samenwerking (pps)

Aan het werk

Werk verder aan paragraaf 3.2 

Klaar? 

maken van 3.3!