Quiz - H5

Quiz H5
De wereld na 1945
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Quiz H5
De wereld na 1945

Slide 1 - Tekstslide

Nederland werd in mei 1945, na 5 dagen strijd, door de Duitsers verslagen.
Wat is GEEN verklaring voor de snelle nederlaag van Nederland?
A
Door de economische crisis had Nederland weinig geld uitgegeven aan het leger
B
Het Duitse bombardement op Rotterdam
C
Het Duitse leger was onder Hitler steeds groter en moderner geworden
D
Het Nederlandse leger was verzwakt door de zware verliezen tijdens WO1

Slide 2 - Quizvraag

Welke land hoorde er NIET bij de asmogendheden tijdens WO2?
A
Italië
B
Duitsland
C
Polen
D
Japan

Slide 3 - Quizvraag


Welk land was tijdens de Koude Oorlog de belangrijkste tegenstander van het Westen?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Sovjet Unie
D
Vietnam

Slide 4 - Quizvraag

Wat was het doel van de Japanse aanval op Pearl Harbor?
A
De Amerikaanse kolonies veroveren, zodat Japan voldoende voedsel en grondstoffen had
B
Zorgen dat de Amerikanen weinig konden doen tegen de Japanse veroveringen in Azië
C
De Amerikaanse luchtmacht en vloot verslaan, zodat ze geen gevaar meer waren voor Duitsland
D
Helpen bij de strijd tegen de VS, zodat Duitsland voldoende lebensraum had

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent de Koude Oorlog?
A
Een oorlog gevoerd in een koude periode
B
Een oorlog waarin veel actie ondernomen wordt
C
Een oorlog waarin weinig actie ondernomen wordt
D
Een oorlog in de winter.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.

Slide 7 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Cubacrisis is juist?
De Cubacrisis is
A
De aanleiding voor de communistische revolutie op Cuba.
B
De oorzaak van het invoeren van hervormingen in communistisch Cuba.
C
De reden voor militaire steun van de Verenigde Staten aan Cuba.
D
Het gevolg van het plaatsen van raketinstallaties op Cuba.

Slide 8 - Quizvraag

Na welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?
A
Bom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
Bom op Hiroshima
D
Operatie Market - Garden

Slide 9 - Quizvraag

Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog?
A
De Russische Revolutie
B
Operatie Barbarossa
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939

Slide 10 - Quizvraag

Wie zijn de grootmachten ná de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
B
Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
C
Verenigde Staten, Sovjet-Unie
D
Engeland, Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie

Slide 11 - Quizvraag


Welke gebeurtenis zie je in de bron?
Gebruik de bron
A
De bouw van de Berlijnse Muur
B
De Amerikaanse luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn
C
De tweefrontenoorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog
D
De Amerikaanse invasie van Berlijn aan het eind van de Tweede Wereldoorlog

Slide 12 - Quizvraag


Welke overeenkomst is er tussen de drie donkergrijs gekleurde landen tijdens WO2 (1, 2 en 3)?
Gebruik de bron
A
Deze landen hadden een communistische regering.
B
Deze landen kenden een democratische regeringsvorm.
C
Deze landen vormden samen een militair bondgenootschap.
D
Deze landen waren dictaturen.

Slide 13 - Quizvraag

Welke bewering over de Blokkade van Berlijn is juist?
A
Als gevolg van de blokkade zocht Stalin toenadering tot het Westen.
B
De aanleiding was een bezoek van president Kennedy aan Berlijn.
C
De oorzaak was de dreiging van de NAVO met een wapenwedloop tegen de Sovjet-Unie.
D
Door de luchtbrug ontstond in West-Berlijn geen hongersnood.

Slide 14 - Quizvraag

Wat was voor de Verenigde Staten een belangrijke reden om met het Marshallplan te komen?

De Verenigde Staten wilden daarmee:
A
Een politieke samenwerking van West- en Oost-Europa bereiken.
B
De economische tegenstelling tussen Oost- en West-Europa verkleinen.
C
De waarde van de euro en de dollar met elkaar in evenwicht brengen.
D
De aantrekkingskracht van communistische partijen in West-Europa verkleinen.

Slide 15 - Quizvraag


Welke personen zijn afgebeeld in de bron?
Gebruik de bron
A
Links: Chroesjtsjov Rechts: Kennedy
B
Links: Gorbatsjov Rechts: Kennedy
C
Links: Gorbatsjov Rechts: Reagan
D
Links: Stalin Rechts: Reagan

Slide 16 - Quizvraag

De val van de Berlijnse Muur was in
A
1987
B
1988
C
1989
D
1990

Slide 17 - Quizvraag

De belangrijkste instelling van de Verenigde Naties heet de Veiligheidsraad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag


Een belangrijk onderdeel van de hervormingen in de Sovjet-Unie werd glasnost genoemd: openheid over het bestuur van het land. Mensen kregen ook meer vrijheid om hun mening te uiten.

Welke politicus voerde deze hervormingen in?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin

Slide 19 - Quizvraag


Hoe werden de economische hervormingen in de Sovjet-Unie in de tweede helft van de jaren '80 van de 20e eeuw genoemd?
A
Glasnost
B
Gorbatsjov
C
Perestrojka
D
Collectivisatie

Slide 20 - Quizvraag

Welke bewering over de politiek van Gorbatsjov is juist?

Gorbatsjov wilde
A
afschaffing van het communisme.
B
hervorming van het communisme.
C
uitbreiding van de macht van de Sovjet-Unie.
D
versterking van de staatsbedrijven.

Slide 21 - Quizvraag

Welke staten zijn na het einde van de Koude Oorlog uiteengevallen?
A
de Sovjet-Unie en Duitsland
B
Joegoslavië en de Sovjet-Unie
C
Frankrijk en Hongarije
D
Hongarije en Italië

Slide 22 - Quizvraag

Na de Koude Oorlog was voor de Verenigde Staten het communisme niet meer de grootste vijand.

Wat was volgens de Verenigde Staten de 'nieuwe vijand'?
A
het kapitalisme
B
het liberalisme
C
het socialisme
D
het terrorisme

Slide 23 - Quizvraag

Hieronder staan twee gebeurtenissen:

1. De Sovjet-Unie brengt in 1957 als eerste land ter wereld een raket in
een baan om de aarde.
2 .De Sovjet-Unie bouwt in 1962 raketinstallaties op Cuba.

Welke overeenkomst is er tussen beide gebeurtenissen?

A
In beide gevallen controleert de Sovjet-Unie het hele luchtruim boven de Verenigde Staten.
B
In beide gevallen raken de Verenigde Staten een deel van hun grondgebied kwijt.
C
In beide gevallen valt de Sovjet-Unie de Verenigde Staten aan.
D
In beide gevallen voelen de Verenigde Staten zich bedreigd.

Slide 24 - Quizvraag

In 1990 viel de Sovjet-Unie uit elkaar. Dit had grote gevolgen voor veel landen in Oost-Europa.

Welk gevolg geldt voor alle landen van Oost-Europa?
A
de invoering van de euro
B
de invoering van het kapitalisme
C
de toetreding tot de EU

Slide 25 - Quizvraag

Communisme 
Kapitalisme 
Warschaupact
Berlijnse Muur
IJzeren Gordijn
Stalin
Kennedy
Eenpartijstaat
DDR
BRD
NAVO
Planeconomie
Vrije markt
Democratie
Dictator
Coca Cola
Trabant
Reagan
Chroesjtsjov
Castro
Chroesjtsjov
Truman
Vrijheid
Gelijkheid
Marx
Johnson

Slide 26 - Sleepvraag