Nieuw Nederlands H123456 Lezen Herhaling

Herhaling Lezen
Klas 3
Toetsweek 
Lezen H1 t/m H6



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Lezen
Klas 3
Toetsweek 
Lezen H1 t/m H6



Slide 1 - Tekstslide

Waar vind je de hoofdzaken van een tekst meestal?
A
In het middenstuk
B
In de inleiding/het slot en de eerste of laatste zin van de alinea's in het middenstuk
C
In de inleiding en het slot
D
In de eerste of laatste zin van elke alinea

Slide 2 - Quizvraag

Waarom is een tekst in alinea's verdeeld?
A
Dat maakt de tekst begrijpelijk, elke alinea bevat één hoofdzaak.
B
Dat maakt de tekst aantrekkelijk, hij lijkt zo korter.
C
Dat maakt de tekst overzichtelijk, elke alinea is even groot.
D
Dat maakt de tekst interessant, het nodigt uit tot lezen.

Slide 3 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst.....
A
is hetzelfde als het onderwerp.
B
is het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd.
C
is altijd één woord.
D
vind je vaak in het middenstuk van een tekst.

Slide 4 - Quizvraag

Tekstdoelen
De schrijver van een tekst heeft altijd een doel. Dit noemen we het tekstdoel.
Het tekstdoel geeft aan wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.


Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn vier voorbeelden van tekstdoelen?
A
informeren - amuseren - overtuigen - activeren
B
informeren - verkennen - overtuigen - bestuderen
C
informeren - begrijpen - verkennen - betogen
D
informeren - verkennen - begrijpen - nauwkeurig lezen

Slide 6 - Quizvraag

Informerende tekst
Overtuigende tekst
Activerende tekst
Instruerende tekst
krant

reclametekst
betoog
school-boek
recept
hand-
leiding

Slide 7 - Sleepvraag

Amuserende tekst
Waarschuwende tekst
Informerende tekst
Activerende tekst
Folder over de gevaren van vuurwerk
Reclamefolder van de dierenwinkel
Schoolboektekst
Mop

Slide 8 - Sleepvraag

Mening, argument en Lay-Out

Slide 9 - Tekstslide

Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een ander woord voor mening is:

Slide 10 - Open vraag

Als je een mening geeft, dan onderbouw je die met argumenten. Een signaalwoord dat je vaak vindt vóór het argument is...
A
want
B
dus
C
ik vind
D
concluderend

Slide 11 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

'...want het is een veelzijdig vak.'
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Wat valt niet onder de lay out van een tekst?
A
De titel
B
De kernzinnen
C
Grafieken
D
Lettergrootte

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van de lay-out van een tekst?
A
De aandacht van de lezer trekken
B
Nieuwe informatie toevoegen
C
Informatie verduidelijken of benadrukken
D
De tekst opvrolijken met leuke elementen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Tegenstelling
opsomming
chronologie
tijd
maar
ook
toch
tot slot
ondanks
eerst
bovendien
en
vervolgens

Slide 17 - Sleepvraag

oorzaak-gevolg
voorwaarde
voorbeeld/
toelichting
bijvoorbeeld
doordat
als..
dan
indien
zoals..
daardoor

Slide 18 - Sleepvraag

Welk signaalwoord geeft aan dat je te maken hebt met een tijdsvolgorde?
A
maar
B
bovendien
C
intussen
D
ook

Slide 19 - Quizvraag

Het signaalwoord 'mits' geeft aan dat je te maken hebt met tekstverband:
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde

Slide 20 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft aan dat je te maken hebt met een oorzaak-gevolg verband?
A
daarnaast
B
maar
C
bijvoorbeeld
D
waardoor

Slide 21 - Quizvraag

De toets lezen H1 t/m H6
Ik weet het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken.
Ik kan de hoofdgedachte van een tekst herkennen. 

Ik kan bepalen wat het tekstdoel van een tekst is.
Ik kan aan een tekst zien voor welk publiek hij bedoeld is. 

Ik kan opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 

Slide 22 - Tekstslide

Toets lezen H1 t/m H6
Ik kan tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg en voorwaarden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ik kan onderscheid maken tussen meningen, argumenten en de conclusie van een tekst.

Ik kan uitleggen waarom er een afbeelding bij een tekst staat. 
Ik kan gebruik maken van de lay-out van een tekst om de tekst beter te begrijpen. 

Slide 23 - Tekstslide

Maak de oefentoets en stel vragen!

Slide 24 - Tekstslide