2 De keuzevoorzetsels

Wechselpräpositionen zijn keuzevoorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
 De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
        an:                    aan
        auf:                  op
        hinter:            achter
        in:                     in
        neben:           naast
        über:               boven / over
        unter:             onder
        vor:                  voor
        zwischen:    tussen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wechselpräpositionen zijn keuzevoorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
 De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
        an:                    aan
        auf:                  op
        hinter:            achter
        in:                     in
        neben:           naast
        über:               boven / over
        unter:             onder
        vor:                  voor
        zwischen:    tussen

Slide 1 - Tekstslide

Je moet volgende vragen stellen: 

* Is het een situatie?
                .... dan 3e naamval
  b.v.   Der Hund schwimmt in dem Teich (m).
 
* Is het een verandering van situatie?  
                 ... dan  4e naamval
  b.v.   Der Hund springt in den Teich (m).

   (der Teich = de vijver)

Slide 2 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de 3e naamval?

Slide 3 - Open vraag

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de 4e naamval?

Slide 4 - Open vraag

Welke naamval krijg je als je GEEN antwoord kunt geven op de vraag of het een (verandering van) situatie is?

Slide 5 - Open vraag

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Der Ball rollt unter das Auto (o).
Die Kreditkarte liegt in das Hotelzimmer (o).
Ich wohne über dem Geschäft (o).
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch (m).
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m).

Slide 6 - Sleepvraag

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage(v).

Slide 7 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
voor de garage staan geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Das Auto steht vor der Garage.

Slide 8 - Tekstslide

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden(m).

Slide 9 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
op de grond vallen geeft een verandering van situatie aan:
Dus Akkustiv (4e nv) mannelijk.

Antwoord: Das Heft fällt auf den Boden.


Slide 10 - Tekstslide

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den
C
der
D
das

Slide 11 - Quizvraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
op de tafel liggen geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) mannelijk.

Antwoord: Das Buch liegt auf dem Tisch.

Slide 12 - Tekstslide

Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
den
C
dem
D
der

Slide 13 - Quizvraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De foto hangt aan de muur.
an (aan) = keuzevoorzetsel
aan de muur hangen geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Das Bild hängt an der Wand.

Slide 14 - Tekstslide

Vul in.
Ich lege deinen Schlüssel auf d... Tisch(m).

Slide 15 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik leg jouw sleutel op de tafel.
auf (op) = keuzevoorzetsel
op de tafel leggen geeft een verandering van situatie aan:
Dus Akkustiv (4e nv) mannelijk.

Antwoord: Ich lege deinen Schlüssel auf den Tisch.


Slide 16 - Tekstslide

Vul in.
Stehst du immer so lange vor d.... Spiegel (m)?

Slide 17 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Sta jij altijd zo lang voor de spiegel?
vor (voor) = keuzevoorzetsel
voor de spiegel staan geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) mannelijk.

Antwoord: Stehst du immer so lange vor dem Spiegel?

Slide 18 - Tekstslide

Vul in.
Ich warte (voor de) Apotheke (v).

Slide 19 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik wacht voor de apotheek.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
voor de apotheek wachten geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Ich warte vor der Apotheke (v).


Slide 20 - Tekstslide

Vul in.
Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.

Slide 21 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Mijn opa gaat op de bank in het park zitten.
auf (op) = keuzevoorzetsel
op de bank gaan zitten is een verandering van situatie:
Dus Akkustiv (4e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Mein Opa setzt sich auf die Bank (v) im Park.


Slide 22 - Tekstslide

Vul in.
Ich habe Angst (voor deze) Spinnen (mv).

Slide 23 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik ben bang voor deze spinnen
vor (voor) = keuzevoorzetsel
bang zijn voor is GEEN (verandering van) situatie:
Dus 7/2-regel 
vor hoort bij de 7 voorzetsels: 3e nv, meervoud
Antwoord: Ich habe Angst vor diesen Spinnen(mv).


Slide 24 - Tekstslide

Vul in.
Ich freue mich (op jullie) Besuch(m).

Slide 25 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik verheug me op jullie bezoek.
auf (op) = keuzevoorzetsel
sich freuen auf is GEEN (verandering van) situatie:
Dus 7/2-regel
auf hoort bij de 2 voorzetsels: 4e nv, mannelijk
Antwoord: Ich freue mich auf euren Besuch.


Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video