Webshop ST3 Blok 1 tot en met 8

TOETS VMBO 
ST1 Webshop B1 t/m 8
  • Lees eerst de vragen
  • Vul daarna de antwoorden in
  • Veel succes

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

TOETS VMBO 
ST1 Webshop B1 t/m 8
  • Lees eerst de vragen
  • Vul daarna de antwoorden in
  • Veel succes

Slide 1 - Tekstslide

Alle producten die in de webshop verkocht worden.
Artikelen die een winkel verkoopt als aanvulling op de meerderheid van je assortiment.
Producten die de kern vormen van de producten die je verkoopt en die de klant ook in de webshop verwacht.
Geef aan hoe elk deel van een assortiment heet. 
assortiment 
kern assortiment 
rand assortiment

Slide 2 - Sleepvraag

Er zijn verschillende soorten assortimenten.
Lees onderstaande omschrijvingen. Om welke soorten assortimenten gaat het hier?

1. In een schoenenwinkel verkopen ze schoenen. Dit noem je het …………………………………………………………
2. Ook verkopen ze hier vaak sokken, dit noem je het …………………………………………………………………………….
Noteer de twee antwoorden hieronder.

Slide 3 - Open vraag


Lees onderstaande omschrijving:
Terry wil via zijn webshop spelletjes verkopen. Klanten kunnen hier terecht voor bordspellen, dobbelspellen, kaartspellen en kinderspellen. Hij gaat spellen verkopen van de merken 999 games, Jumbo, Ravensburger en Monopoly.
Wat zijn de vier artikelvariaties die je kunt onderscheiden?

Slide 4 - Open vraag

Lees onderstaande omschrijving:
Naam die in de adresbalk van een browser wordt getypt. Ofwel: het internetadres.
Welk begrip hoort hier bij? Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 5 - Open vraag

Als ondernemer kun je zaken doen met zakelijke en particuliere klanten. Waarvoor staat de afkorting B2B?
Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 6 - Open vraag

Als ondernemer kun je producten en diensten aanbieden aan klanten. In onderstaande tabel staan een aantal voorbeelden. Sleep de voorbeelden naar de juiste vakken. 
Product
Dienst
Glazenwasser
Laptop
Voetbal
Webshop ontwerpen

Slide 7 - Sleepvraag

Als ondernemer kun je materiële en immateriële producten aanbieden. In onderstaande tabel staan een aantal voorbeelden. Geef met een kruisje aan of het gaat om een materieel of immaterieel product. 
Materieel product
Immaterieel product
Folder
Handtassen
Hypotheek (lening)
Zorgverzekering

Slide 8 - Sleepvraag

1. Haar webshop is een voorbeeld van een ……………………………… webshop. 
2. De webshop ziet er waarschijnlijk…………………………………………………… uit. 
3. De prijzen op de website zijn………………………………………………………………
Jessica verkoopt inktcartridges aan bedrijven
Sleep de termen naar de juiste plek. Je houd er 3 over.
Kies uit: B2B - B2C - exclusief btw - gezellig - inclusief btw - niet gezellig

B2B
B2C
Exclusief btw
Gezellig
Inclusief btw
Niet gezellig

Slide 9 - Sleepvraag

Lees onderstaande omschrijving:
Naam die je registreert in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel
Welk begrip past hier bij?

Slide 10 - Open vraag

Specialisme om een website zodanig te maken dat deze hoog in de zoekresultaten van een zoekmachine komt. 
De standaard ‘opmaaktaal’ voor teksten op internet.
Trefwoorden die je niet op de site gebruikt, maar in de software waarmee de website is gemaakt. 
Bepalen hoe hoog een website in de zoekresultaten komt. 
Welk begrip hoort bij welke omschrijving?
Vul onderstaande tabel in.
Kies uit: HTML - indexeren - Meta name keyword - SEO

HTML
indexeren
Meta name keyword
SEO 

Slide 11 - Sleepvraag

Op de site van een webshop moeten het KvK-nummer en het btw-nummer vermeld worden. Noem nog twee gegevens die duidelijk op te site te zien moeten zijn.
Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 12 - Open vraag

Iedere startende ondernemer is verplicht om het bedrijf in te schrijven bij de
……………………….…………

In het ……………………….……………… staan alle bedrijven in Nederland ingeschreven
Bij de ……………………….……………… zoeken ze uit met welke belastingen je te maken krijgt. 
Sleep de begrippen die op de stippellijnen horen achter de zinnen.
Handelsregister 
Kamer van Koophandel 
Belastingdienst

Slide 13 - Sleepvraag

Wat hoort niet thuis bij onderstaande begrippen?

A
Accreditatie
B
Belastingdienst
C
De Raad voor accreditatie
D
Keurmerk

Slide 14 - Quizvraag

Welke begrippen hoort bij de afbeelding?
Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 15 - Open vraag

Je kunt op verschillende manieren aan foto’s voor de website komen.
Bedenk twee situaties waar het handiger is om zelf je producten te fotograferen.
Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 16 - Open vraag

Als webshopeigenaar moet je ervoor zorgen dat je een duidelijke menu-indeling op je website hebt. Weet jij welk begrip bij welke foto hoort? Sleep de begrippen naar de juiste afbeelding. 
drop-down menu 
filteren 
kruimelpad 
menu

Slide 17 - Sleepvraag

Onderstaande stellingen gaan over de huisstijl van een webshop. Eén van de stellingen is niet juist, welke is dit? Kruis dit antwoord aan.

A
Een huisstijl bepaalt voor een groot deel de uitstraling van je webshop
B
Een huisstijl geeft klanten het gevoel dat ze thuis zijn
C
Een huisstijl vergroot de herkenbaarheid van een webshop
D
Het is belangrijk dat de huisstijl past bij de producten die je verkoopt

Slide 18 - Quizvraag

Veel webshops zijn ook actief op social media. In onderstaande tabel staan een aantal voorbeelden waarvoor je social media kunt gebruiken. Weet jij welke soort social media je hier het beste voor kunt kiezen? Sleep de social media naar de juiste voorbeelden.
Om producten van je webshop te laten zien
Om nieuwe producten te laten zien
Om op een snelle en korte manier acties aan te kondigen
Om je bedrijf te promoten met filmpjes
Voor informatie over je bedrijf
Facebook 
Instagram 
Pinterest 
Twitter 
YouTube

Slide 19 - Sleepvraag

Sommige websites beschrijven een aantal waarden. Dit zijn regels die vertellen wat een bedrijf belangrijk vindt. Dat is ook een soort huisstijl.
 Hieronder zie je een aantal waarden. Sleep de waarden naar de webshop waarop zij van toepassing zijn. 

Webshop van Nike
Kleine sport webshop
Groot aanbod
Innovatie
Persoonlijk contact met klanten
Veel werknemers in dienst
Zelf meewerken in de webshop

Slide 20 - Sleepvraag

Cato wil voor haar sportvoeding webshop relatiegeschenken weg gaan geven. Ze heeft hiervoor een budget van €300,-.
Ze bestelt 600 bidons van €0,49 per stuk. Ook bestelt ze 500 pennen van €0,10 per stuk.
Hoeveel zit Cato boven haar budget?

Slide 21 - Open vraag

Vaak hebben klanten dezelfde vragen als ze een webshop bezoeken. Daarom is het handig om een pagina op te nemen met veel gestelde vragen. Schrijf hieronder twee voordelen op van zo’n pagina op een webshop. Schrijf een voordeel op voor de klant, en een voor de webshop zelf.

Slide 22 - Open vraag

Als een klant iets bestelt, heb je allerlei gegevens nodig, zoals zijn naam en de adresgegevens, de betaalgegevens en het afleveradres
Dit formulier helpt klanten om goederen makkelijk terug te sturen
Hierop kunnen klanten hun ervaringen met jouw webshop schrijven, zodat jij je website of service kunt verbeteren 
Met dit formulier kunnen klanten vragen stellen, klachten indienen, of om informatie vragen 
Op een website kun je verschillende formulieren tegen
komen. Weet jij welk formulier voor welke situatie handig is?
Sleep de termen achter de juiste omschrijving. 
check-out formulier 
evaluatieformulier 
informatie- en klachtenformulier 
retourformulier

Slide 23 - Sleepvraag

Het is belangrijk dat producten in een webshop duidelijk omschreven zijn.
Zo kan een klant een goede keuze maken.
Bekijk het artikel op de afbeelding.
Maak een productomschrijving van het artikel.
Ga ervan uit dat een klant helemaal niets weet van het product.
Schrijf minimaal vier eigenschappen op.

Slide 24 - Open vraag

Lees onderstaande omschrijving:
Betalingssysteem waarbij de klant één keer toestemming geeft aan de webshopeigenaar om een bepaald bedrag van zijn bankrekening te laten afschrijven.
Welk begrip hoort hier bij? Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 25 - Open vraag

Welk begrip hoort bij de omschrijving?
Sleep de begrippen naar de bijbehorende omschrijvingen. 

Organisatie in eigendom van leden, die bepaalde werkzaamheden voor alle leden doet.
Iemand die een creditcard bezit
Financieel bedrijf dat bij een (online) betaling met een creditcard het geld voorschiet aan de winkelier.
Financiële instelling die mede-eigenaar is van bijvoorbeeld VISA.
Acquirer
Coöperaties
Creditcardmaatschappij
Creditcardhouder

Slide 26 - Sleepvraag

Maarten maakt af en toe mee dat zijn klanten weigeren de rekening te betalen. Ondanks dat het inschakelen van een incassobureau een hoop geld kost, denkt hij er toch over na. Kun jij een reden bedenken waarom het voor Maarten handig is een incassobureau in te schakelen?
Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 27 - Open vraag

Danny twijfelt of hij op zijn webshop gebruik zal maken van iDeal of een eenmalige machtiging.
Het liefste kiest hij voor de optie die hem het minste werk kost.
Welke optie zou je Danny adviseren? Licht je antwoord toe.

Slide 28 - Open vraag