Lesson 2 (2)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Today 

1. StudyGo!
2. Rewind
3. Grammar: 'have to' (moeten)
4. Practise
5. (home)work
6. Looking back

Aan het einde van deze les..

1.  .. kun je de juiste vorm van 'have to' in een Engelse zin zetten. 
2. .. heb je geoefend met creatief schrijven.

Practise words unit 1 to 6

1. Op welke 3 manieren kun je in het Engels bezit aangeven? 
2. Wanneer gebruik je welke manier?

Noteer je antwoord op de post-it.
Je mag niet spieken in je aantekeningen. 

                                                                  

                                                            random beurten

2. Homework check

Homework was:

• exc. 13 t/m 18 

Please, open p.106

Check together:

exc. 16/17/18/

'have to' 

Please, take out your notebook.

- Wat betekent (doesn't) have to in         onderstaande zinnen?

- Wat is het verschil tussen zin 1 en 2?

1. You have to go to school.
   
2. She doesn't have to go to school anymore, once she has a qualification.

Eigen denktijd              random beurten

(niet) moeten

Wanneer je wil zeggen dat iets moet (dat van buitenaf opgelegd wordt), dan gebruik je 'have to + hele werkwoord'. 

Bevestigend: 

have to + hele werkwoord

• I, you,
• we, they

has to + hele werkwoord

• she, he, it

Ontkennend: 

don't have to + hele werkwoord

• I, you,
• we, they

doesn't have to + hele werkwoord

• she, he, it

Vragend

Do - ow-  have to + hele werkwoord

• I, you,
• we, they

does - ow - have to + hele werkwoord

• she, he, it

Together!

Welke vorm van have to wordt er gebruikt? 
(let op +, - en ? / onderwerp)

En waarom?

1. I have to finish my homework before dinner.
2. He has to wear a uniform at work.
3. Do you have to finish your homework before dinner?
4. We don't have to bring our own lunch today.
5. They have to leave early to catch the train.
6. Does he have to clean his room every day?

In pairs

Vul de juiste vorm van have to in. 

Overleg met elkaar en kom tot het juiste antwoord. Noteer de hele zin in je schrift. 

Als je de beurt krijgt, leg je je antwoord uit.

 

1. My sister __________ wear glasses when she reads. (+)
2. We __________ bring our books tomorrow; the teacher said it’s OK. (-)
3. I __________ clean my room before my friends come over. (+)
4. Why __________ she __________ leave so early?
5. You __________ be quiet during the exam – it’s very important. (+)
6. He __________ help with the dishes if he doesn’t want to (-).

Check together: Random beurten

Yourself!

1. He __________ get up at 6 a.m. to catch the bus. (+)
2. We __________ do this assignment today; it’s not due yet. (-)
3. Why __________ you __________ wear a uniform at that school?
4. She __________ study a lot for the final exam. (+)
5. They __________ bring their own lunch to the picnic. (-)
6. Tom and I __________ clean the classroom after the lesson. (+)

Check together: Random beurten

Vul de juiste vorm van 'have to'  in. 

 Noteer de hele zin in je schrift. 

Als je de beurt krijgt, leg je je antwoord uit.

 

Ik kan de juiste vorm van 'have to' in een Engelse zin zetten. 

5. (Home)work

Monday,  June 2nd:

Maken:

• Unit 6, lesson 2: exc. 19 t/m 23 (p.111-114)

Leren: 

• words unit 1 t/m 6
• phrases, unit 5 en 6
• checkbook (grammar) unit 5 en 6

Reminder:
Friday, June 6th: Vocab test unit 1 t/m 6
Toetsweek: skills test unit 5 & 6

• Voor jezelf
• In stilte
• Tijd tot afsluiting van de les.
• Muziek mag
• Klaar? StudyGo

Hoe vind jij het om creatief te schrijven? Leg je antwoord uit.