Proeftoets Taalverzorging leerjaar 1 HV

Proeftoets Taalverzorging leerjaar 1 MH
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Proeftoets Taalverzorging leerjaar 1 MH

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
gedurende - in
B
in - het
C
mijn - gedurende
D
zat - ik

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
hij - naar
B
via - de
C
via - naar
D
hij - de

Slide 3 - Quizvraag


Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb een ijsje uit de diepvries gepakt.   
A
heb = zww gepakt = zww
B
heb = hww gepakt = hww
C
heb = hww gepakt = zww
D
heb = zww gepakt = hww

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de zelfstandige werkwoorden?

Zij zou graag een beroemde vlogster gebleven zijn.
A
zou
B
gebleven
C
zijn
D
geen

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb tegen de bal geschopt.

Het zelfstandig werkwoord is:
A
geschopt
B
tegen
C
ik
D
heb

Slide 6 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord is altijd een zelfstandig werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag


Ik heb dat altijd al willen kopen.

Wat zijn de hulpwerkwoorden?
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is kenmerk van een hulpwerkwoord?
A
helpt het belangrijkste werkwoord in de zin
B
kan als enig werkwoord in een zin staan
C
belangrijkste werkwoord in een zin

Slide 9 - Quizvraag

Maak één zin met de volgende werkwoord. Zet een streep onder het hulpwerkwoord.
Gewerkt-heeft

Slide 10 - Open vraag

Zij / heeft / de brugklas / een les grammatica/ gegeven. 
Mevrouw van Hooff heeft de brugklas een les grammatica gegeven. 
Mevrouw van Hooff heeft de brugklas een les grammatica gegeven
Mevrouw van Hooff heeft de brugklas een les grammatica gegeven. 
Mevrouw van Hooff heeft de brugklas een les grammatica gegeven. 
Mevrouw van Hooff heeft de brugklas een les grammatica gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 11 - Sleepvraag

Bedenk 1 zin met een onderwerp en een lijdend voorwerp.

Slide 12 - Open vraag



werkwoordspelling
verleden tijd: starten
A
Gisteren starte de wedstrijd om drie uur.
B
Gisteren startten de wedstrijd om drie uur.
C
Gisteren startte de wedstrijd om drie uur.
D
Gisteren starten de wedstrijd om drie uur.

Slide 13 - Quizvraag



werkwoordspelling verleden tijd: proesten
A
Toen we het nieuwe nummer hoorden, proesten we het uit van het lachen.
B
Toen we het nieuwe nummer hoorden, proestten we het uit van het lachen.
C
Toen we het nieuwe nummer hoorden, proesden we het uit van het lachen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord?

Zijn gezondheid is enorm verbeter .....
A
t
B
dt
C
d
D
dd

Slide 15 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:

Die dj heeft me [interviewen].
A
geïnterviewd
B
geïnterviewt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

gebeuren
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord.
A
de rode muur
B
de roden muur

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?

het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?

de ......... buitenmuur
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden

Slide 20 - Quizvraag

GOED
FOUT
tv'tje
bureau's
Felix auto
 s-Gravenhage
pony'tje
s' morgens

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is de juiste spelling van de samenstelling?
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
in meervoud groenten of groentes
daarom GEEN -en in samenstelling 
A
groentensoep
B
groentessoep
C
groentesoep
D
groentsoep

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstellingen?
A
Apentrots
B
Apetrots

Slide 24 - Quizvraag

Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, reden of tegenstelling

Slide 25 - Open vraag



Noem een signaalwoord voor een opsomming en tegenstelling.

Slide 26 - Open vraag


Verwijswoorden.
In welke zin staat een FOUT verwijswoord?
A
Uw collega's stoel staat hier, volgens hem.
B
U vroeg of uw badkamer nog betegeld kon worden.
C
Ik heb jou broer ook uitgenodigd, nadat zij dat vroeg.
D
Ik heb daarna jouw oom en tante ook uitgenodigd.

Slide 27 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in...
Martijn is al lang bezig met de opdracht ....... hij morgen in moet leveren
A
die
B
dat
C
deze
D
wat

Slide 28 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in
Hij speelt intussen in het Nederlands jeugdelftal ....... zijn ouders erg bijzonder vinden.
A
dat
B
wat
C
dit

Slide 29 - Quizvraag

Tips voor het leren
  • Bekijk de doelen uit Taalverzorging
  • Maak de zelftoetsen
  • Ga online oefenen op websites als: Juf Melis spelling
  • Cambiumned spelling

Slide 30 - Tekstslide