5H Examentraining Nederlands: nieuwe examenvragen

5H Examentraining Nederlands: nieuwe examenvragen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 33 min

Onderdelen in deze les

5H Examentraining Nederlands: nieuwe examenvragen

Slide 1 - Tekstslide

De teksten
-NRC, Volkskrant, Trouw, Groene Amsterdammer, Filosofie ...
-Maatschappelijke, politieke, filosofische, taalkundige onderwerpen
-De auteur heeft een bepaald standpunt of wil een probleem, een kwestie, een vraag behandelen
>>Vaak op een een heel eigen manier (eigen visie!)

Slide 2 - Tekstslide

Kritisch beoordelen en vergelijken
-Verschillende kortere bronnen met betrekking tot het onderwerp
-De bronnen gaan over hezelfde onderwerp, maar laten een ander perspectief zien, geven aanvullende argumenten of feiten.
-Je moet dan kritisch beoordelen, vergelijken, over tekstgrenzen heenkijken

Slide 3 - Tekstslide

Beoordelingsvragen
Vragen over de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van teksten, aan de hand van een bepaald scenario: 'een stel-je-voor-situatie' . 
Je moet debatteren over een bepaalde kwestie en daarvoor bruikbare argumenten zoeken. 
Je moet dan beoordelen welke informatie in een tekst wel of niet bruikbaar is.

Slide 4 - Tekstslide

Teksten vergelijken
Misschien verschillende of meer kortere tekstjes

De teksten gaan over hetzelfde onderwerp, maar hebben bijvoorbeeld een ander perspectief 

Slide 5 - Tekstslide

Stijl en retorische elementen
Gebruik van stijlmiddelen en het effect
De toon van een tekst of tekstdelen
Wat is het doel van de auteur?
Objectief versus subjectief taalgebruik: zakelijk, neutraal, zonder emotie, afstandelijk, objectief, boos, kwaad, spot, emotie, verontwaardiging, onverschillig, ridicuul, merkwaardig, ongepast...

Slide 6 - Tekstslide

Essentieel 
Je eigen mening of idee over het onderwerp BOEIT niet.
Je eigen opvatting laat je achterwege. 
Je bent bezig met tekstverKLAREN.
Je schrijft op wat je uit de tekst haalt. 
Geef echt antwoord op de vraag die gesteld wordt
Let op het puntenaantal van de vraag 
Beantwoord ALLE vragen 

Slide 7 - Tekstslide

Meerkeuzevragen
Probeer eerst het antwoord ZELF te formuleren
Bepaal wat er PRECIES wordt gevraagd
De moeilijkheid zit vaak in de ingewikkelde vraagstelling
Zoek naar het antwoord dat het meest COMPLEET is en het BEST AANSLUIT op de vraag 
Let op de AFLEIDER (met goede elementen)
Oefen veel met meerkeuzevragen

Slide 8 - Tekstslide

Oefenset havo 1 
'Adverteerders', 'Camera' en 'Gele zones'
Vraag 1 t/m 7

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 1. Stap 1: LEES HET SCENARIO en ga op zoek naar het eerste stukje informatie - wie of wat is Nelson-Field?

Slide 10 - Open vraag

Vraag 1. Stap 2: LEES DE VRAAG. Waar moet je sowieso op gaan letten bij het beantwoorden van de vraag? Noem één ding.

Slide 11 - Open vraag

Vraag 1. Stap 3: Lees het artikel en markeer de argumenten voor en tegen online advertenties

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 1. Stap 4: Vul het schema in. Wat heb jij bij a, d en g staan?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Camera
Eerst: LEES HET SCENARIO. 

Daarna: Lees vraag 2. 

Daarna: Lees bron 2 met vraag 2 in je achterhoofd. Ga dus op zoek naar het centrale standpunt van de schrijver.
Doe hier NIET LANGER dan 2 minuten over! 

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 2. Noteer het centrale standpunt van de schrijver van bron 2 over cameragebruik tijdens online lessen. Geef antwoord in één of meer volledige zinnen

Slide 16 - Open vraag

Vraag 2 Antwoord
De kern van een goed antwoord is: Leerlingen moeten zelf kunnen bepalen/kiezen of ze tijdens online lessen hun camera aan- of uitzetten. / “Camera aan of uit, dat bepaal ik zelf wel” 
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 3. Waarom is de argumentatie in reactie C niet aanvaardbaar? Geef antwoord in één of meer volledige zinnen.

Slide 18 - Open vraag

Vraag 3 Antwoord
De kern van een goed antwoord is: In deze reactie / reactie C wordt de auteur van bron 2 persoonlijk aangevallen / staan geen argumenten voor of tegen cameragebruik in online lessen. / De reactie bevat een drogreden. 
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 19 - Tekstslide

Lees vraag 4. Wat zal FOUT gerekend worden?
A
Parafrase
B
Argument tegen cameragebruik uit bron 3
C
Citaat
D
Meerdere zinnen per argument

Slide 20 - Quizvraag

Lees bron 2 en markeer de argumenten in alinea 4 en 5. Wat vul jij in bij 1 en 4?

Slide 21 - Open vraag

Lees nu de reacties in bron 3 en markeer de tegenargumenten.
Wat vul je in bij 2, 3, 5 en 6?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 5. Reactie B in bron 3 stelt dat de camera niet als controlerend maar als ondersteunend voor de online les moet worden gezien. Welk argument uit reactie E kun je gebruiken om te onderbouwen dat je een camera niet nodig hebt om te controleren of leerlingen thuis actief aan de les deelnemen?

Slide 24 - Open vraag

Vraag 5 Antwoord
De kern van een goed antwoord is: 
het gegeven dat er online lesapplicaties bestaan waarin je kunt zien of de leerling iets doet/begrijpt 
 Beoordeel de spelling. 

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 6. Noem vier concrete dingen die de docent meteen kan toepassen in de online les. Baseer je antwoord op minstens twee verschillende reacties uit bron 3.

Slide 26 - Open vraag

Vraag 6 Antwoord
De kern van een goed antwoord is: vier van onderstaande: 
 Zorg ervoor dat je bij verrassing iedere leerling kunt bevragen om alle leerlingen actief bij de les te houden. (reactie A) 
 Laat leerlingen aan het begin van de les (en soms aan het eind van de les) de camera aan doen, zodat docent en leerling elkaar kunnen zien. (reacties A en E) 
 Werk met online lesapplicaties waarin je kunt zien of de leerling iets doet/begrijpt. (reactie E)
  (Geef klassikaal complimenten als er iets goed wordt gedaan, maar) geef individueel feedback via de chat. (reactie E) 
  Geef geen (bonus)punten aan leerlingen die hun camera aan hebben staan. (reacties D en F) 
 Beoordeel de spelling. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 7. Versterkt of verzwakt de illustratie in bron 5 het standpunt van de auteur van bron 4? Leg je antwoord uit. Geef antwoord in één of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Slide 29 - Open vraag

Vraag 7 Antwoord
De kern van een goed antwoord is: De illustratie verzwakt het standpunt van de schrijver, want deze maakt duidelijk dat de invoering van gele zones geen recht doet aan het belang van hoog-risico-groepen.
 of 
De illustratie versterkt het standpunt van de schrijver, want de tekenaar laat zien dat de mensen in de gele zone inderdaad zelf kiezen welke afstand ze willen houden. 
 Maximumlengte van het antwoord: 30 woorden. Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 30 - Tekstslide

Oefenset havo 3
Scheiding landbouw-natuur, Curlingouders 
vraag 7 t/m 12

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 7

Slide 32 - Open vraag

Vraag 8

Slide 33 - Open vraag

Vraag 9

Slide 34 - Open vraag

Vraag 10

Slide 35 - Open vraag

Vraag 11

Slide 36 - Open vraag

Vraag 12

Slide 37 - Open vraag