4.3 lezen 2kg

4.3 lezen 2kg
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.3 lezen 2kg

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kunnen/kennen?
beeld en opmaak
tekstsoorten
leespubliek
signaalwoord en argument
onderwerp tekst
kernzinnen
verwijswoorden




Slide 2 - Tekstslide

Wat is beeld en opmaak?
A
Wat voor boodschap de schrijver wil overbrengen
B
Wat de lezer wil bereiken met het lezen van de tekst
C
De manier waarop de tekst is vormgegeven
D
Het imago van de tekst

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van beeld en opmaak?
A
het gebruik van kleuren
B
plaatjes
C
Verdeling tekst in alinea's
D
De bron

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een informatieve tekst?
A
Een tekst die jou wil overtuigen van de mening van de schrijver
B
Een tekst die jou wil vermaken
C
Een tekst die jou informatie wil geven
D
Een tekst die jou iets wil laten doen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het leespubliek?
A
Voor wie een tekst wordt voorgelezen
B
Voor wie de tekst is geschreven
C
Wie de schrijver wil laten reageren op de tekst

Slide 6 - Quizvraag

Waar kan je op letten als je het leespubliek wil achterhalen?
A
de bron en het onderwerp
B
Het onderwerp en het taalgebruik
C
De opbouw van de tekst
D
het tekstdoel

Slide 7 - Quizvraag

Welke signaalwoorden passen bij het tekstverband reden/argument?
A
daarentegen
B
ook
C
als eerste
D
want

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp van de tekst?
A
Het slot lezen
B
Het middenstuk lezen
C
De inleiding lezen
D
De tekst heel precies lezen

Slide 9 - Quizvraag

De eerste zin van de alinea is bijna altijd de kernzin.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Lola heeft maar één dag geleerd. Dat ga ik zeker anders doen!
Waarnaar verwijst het verwijswoord?
A
maar één dag leren
B
huiswerk maken
C
veel leren
D
leren

Slide 11 - Quizvraag

Tim kocht een nieuwe jas, maar die was al na een week kapot!
Waarnaar verwijst het verwijswoord?
A
Tim
B
een nieuwe jas
C
een week
D
kapot

Slide 12 - Quizvraag