Op Niveau VMBO-bk Blok 1 werkwoorden
1 / 21
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het werkwoord?
Bij engels leren wij de engelse taal.
Bij engels leren wij de engelse taal.
A
leren
B
engelse
C
bij
D
taal
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Joris zwaait naar mij.
Joris zwaait naar mij.
A
naar
B
mij
C
Joris
D
zwaait
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Ik fiets naar huis.
Ik fiets naar huis.
A
naar
B
fiets
C
huis
D
ik
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Onze klas viert een klassenfeest.
Onze klas viert een klassenfeest.
A
onze
B
klas
C
een
D
viert
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De leraar vertelt een spannend verhaal.
De leraar vertelt een spannend verhaal.
A
vertelt
B
spannend
C
verhaal
D
leraar
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Mijn moeder bakt een taart.
Mijn moeder bakt een taart.
A
een
B
taart
C
bakt
D
moeder
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De hond loopt naar zijn mand.
De hond loopt naar zijn mand.
A
mand
B
de hond
C
naar
D
loopt
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De kinderen dansen door de kamer.
De kinderen dansen door de kamer.
A
dansen
B
door
C
de kinderen
D
kamer
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De kinderen springen in het water.
De kinderen springen in het water.
A
water
B
in
C
springen
D
de kinderen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De jongens roepen naar de meisjes.
De jongens roepen naar de meisjes.
A
naar
B
roepen
C
de jongens
D
de meisjes
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Hij stopt het boek in de tas
Hij stopt het boek in de tas
A
boek
B
in
C
stopt
D
tas
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Mijn vader repareert de auto
Mijn vader repareert de auto
A
vader
B
repareert
C
auto
D
de
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De kat speelt met een propje papier
De kat speelt met een propje papier
A
propje
B
kat
C
papier
D
speelt
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De DJ draait de nieuwste muziek
De DJ draait de nieuwste muziek
A
nieuwste
B
dj
C
draait
D
muziek
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Eén keer per week gaat hij naar de muziekschool
Eén keer per week gaat hij naar de muziekschool
A
keer
B
naar
C
week
D
gaat
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De muziekleraar is tevreden
De muziekleraar is tevreden
A
De muziekleraar
B
is tevreden
C
muziekleraar
D
tevreden
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Voor zijn verjaardag vraagt hij een eigen gitaar.
Voor zijn verjaardag vraagt hij een eigen gitaar.
A
zijn
B
verjaardag
C
eigen
D
vraagt
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Misschien wordt hij later beroemd.
Misschien wordt hij later beroemd.
A
later
B
wordt
C
beroemd
D
misschien
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Er lopen heel wat stresskippen op de ze wereld.
Er lopen heel wat stresskippen op de ze wereld.
A
stresskippen
B
wereld
C
op
D
lopen
Slide 20 - Quizvraag
Wat is werkwoord?
En dan zijn er nog een heleboel andere stress-veroorzakers.
En dan zijn er nog een heleboel andere stress-veroorzakers.
A
zijn
B
andere
C
heleboel
D
dan
