Unit 3 Lesson 2

English
T2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English
T2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Check lesson aims
2. Grammar Recap
3. Tags
4. Grammar practise
5. Pronouns
6. Practise/homework

Slide 2 - Tekstslide

New Interface Online
Join the class: WY9GPX1H


Slide 3 - Tekstslide

Unit 3.1

Slide 4 - Tekstslide

Unit 3.1
Ik weet hoe ik een 'tag' kan maken
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 5 - Quizvraag

Unit 3.1
Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 6 - Quizvraag

Unit 3.1
Ik kan 'to be going to' toepassen.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 7 - Quizvraag

Recap 'to be going to'

Slide 8 - Tekstslide

To be going to + hele werkwoord

- am/is/are + going to + hele werkwoord
- plannen in de toekomst
- dingen die gaan gebeuren

I am going to watch TV tonight.
It is going to rain this afternoon
We are going to walk to school tomorrow.

- We are not going to walk
? Are we going to walk?

Slide 9 - Tekstslide

I
you
she
they
am
are
are
is

Slide 10 - Sleepvraag

Lilly _____________ (buy) a guitar next week!

Slide 11 - Open vraag

_____ your parents _____________ (celebrate) their anniversary?!

Slide 12 - Open vraag

Tags

Slide 13 - Tekstslide

Question Tags
Korte vraagjes
NL: '..., toch? / ..., hè/
Na een bevestigende zin (+), komt en ontkennende tag (-)
Na een ontkennende zin (-), komt een bevestigende tag (+)

You are her sister, aren't you?
She can't come to your party, can she?

Slide 14 - Tekstslide

Question Tags
Korte vraagjes
NL: '..., toch? / ..., hè/

'To be' of hulpwerkwoord (have/can/could) in de zin -> herhaal dat ww.
We couldn't help her, could we?

Geen 'to be' of hulpwerkwoord (have/can/could) in de zin -> gebruik 'to do'
You go to the church, don't you?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Kies de juiste 'question tag':
We aren't always late, ......
A
are we?
B
aren't we?
C
isn't it?
D
do we?

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste 'question tag':
He likes ice cream, ......
A
does he?
B
isn't he?
C
likes he?
D
doesn't he?

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste 'question tag':
That tower isn't really haunted, ......
A
is it?
B
does it?
C
isn't it?
D
doesn't it?

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste 'question tag'?
My friends like eating pizza, ......
A
liken't they?
B
don't my friends?
C
aren't they?
D
don't they?

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste 'question tag':
She will travel to Spain, ......
A
will she?
B
doesn't she?
C
won't she?
D
isn't she?

Slide 21 - Quizvraag

Practise Question Tags
- Unit 3.1, opdr. 6 (p. 88)

Grammatica duidelijk?
Huiswerk: 
Mk: Unit 3.3, opdr. 23 t/m 28
Lr: Unit 3 lesson 3
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Practise Grammar
Online oefenen (Tags)
- Online oefenen (Pronouns 1)
- Online oefenen (Pronouns 2)

Grammatica duidelijk?
Mk: Unit 3.2, opdr. 23 t/m 28
Lr: Unit 3 lesson 3
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Unit 3.1

Slide 28 - Tekstslide

Unit 3.1
Ik weet hoe ik een 'tag' kan maken
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 29 - Quizvraag

Unit 3.1
Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 30 - Quizvraag

Unit 3.1
Ik kan 'to be going to' toepassen.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 31 - Quizvraag