In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat doen we vandaag?
Vragen grammatica?
Bespreken opdr. 18, 20, 23.
Grammatica Hoofdstuk 18
Maken erga en opdr. Hoofdstuk 18
Slide 1 - Tekstslide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 4 - Tekstslide
Ergon 6
Slide 5 - Tekstslide
Pythia
Taalboek blz. 75.
Hulpboek blz. 66,
Opdrachten 18 en 20.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 18
a a en b eigen verwerking.
c boeien;
Perzen;
onbetrouwbaar.
d Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Waarom heeft u, Pythia, samen met Apollo de waarheid voor mij verborgen?
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 20
a Kroisos vindt het oneerlijk dat hij altijd voorbeeldig heeft geofferd en geschenken naar Delphi heeft gestuurd maar de goden desondanks onbetrouwbaar zijn gebleken.
b Het rijk van de Perzen was groter dan dat van de Lydiers. Kroisos dacht met het ‘grote rijk’ het Perzische rijk werd bedoeld en niet zijn eigen rijk.
Slide 8 - Tekstslide
Offer
Taalboek blz. 76.
Hulpboek blz. 68.
Opdracht 23.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 23
a De belangrijke goden krijgen een vleesoffer. Minder belangrijke goden krijgen een simpel offer, iets kleins als fruit, groente of honing.
b Goden krijgen mannelijke dieren als offer, godinnen vrouwelijke dieren.
c Goden zijn perfect en wensen een perfect offer. Een vlekje of vergroeiing is een imperfectie dus een ongunstig voorteken.
d Bij een huwelijk of een huwelijkscrisis: Hera is de godin van het huwelijk.
Slide 10 - Tekstslide
Hulpboek blz. 134
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Hulpboek blz. 135
Maak Ergon 9.
timer
10:00
Slide 22 - Tekstslide
Ergon 9
Slide 23 - Tekstslide
Hulpboek blz. 136
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Slide 47 - Tekstslide
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Aan het werk.
Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 18.
Leer Hulpboek blz. 140 t/m 151.
Leer Hulpboek blz. 136
Maak Ergon 11 en 12.
Lees Tekstboek blz. 76-77.
Maak Hulpboek blz. 66-67, opdr. 24 en 28.
Dit is ook huiswerk.
Slide 50 - Tekstslide
Ergon 1
1
Slide 51 - Tekstslide
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 52 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 53 - Open vraag
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?