Ontdek de wereld van bijvoeglijke naamwoorden!

Ontdek de wereld van bijvoeglijke naamwoorden!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ontdek de wereld van bijvoeglijke naamwoorden!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je bijvoeglijke naamwoorden herkennen en toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen doen.
Wat weet je al over bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Leg kort uit wat een bijvoeglijk naamwoord is en hoe het gebruikt wordt.
Voorbeeld: Leuk idee!
Het bijvoeglijk naamwoord 'leuk' vertelt iets over het zelfstandig naamwoord 'idee'.

Slide 5 - Tekstslide

Geef een voorbeeldzin en vraag de leerlingen om het bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord te identificeren.
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof iets gemaakt is, zoals 'gouden oorbellen' en 'een plastic zonnebril'.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en geef voorbeelden.
Wat is de functie van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Aangeven van welke stof iets gemaakt is
B
Vertellen waar iets vandaan komt
C
Benadrukken van de grootte
D
Beschrijven van de kleur

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
A
Gouden oorbellen
B
Rode auto
C
Mooie bloemen
D
Een plastic zonnebril

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zegt een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Hoe iets eruit ziet
B
Waar iets zich bevindt
C
Waar iets naar toe gaat
D
Van welke stof iets gemaakt is

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf waar een bijvoeglijk naamwoord over het algemeen in een zin geplaatst wordt.
Uitzondering: Bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord, zoals 'De film is mooi en heel beroemd'.

Slide 11 - Tekstslide

Noem de uitzondering waarbij het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord geplaatst wordt.
Korte en lange vormen
Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm zonder -e en een lange vorm met -e, bijvoorbeeld: mooi - mooie.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit dat bijvoeglijke naamwoorden vaak een korte en lange vorm hebben en geef voorbeelden.
Trappen van vergelijking
Een bijvoeglijk naamwoord heeft meestal de 'trappen van vergelijking': stellende trap (fijn) - vergrotende trap (fijner) - overtreffende trap (fijnst).

Slide 13 - Tekstslide

Beschrijf wat de 'trappen van vergelijking' zijn en geef een paar voorbeelden.
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en, bijvoorbeeld: zilveren, stenen.

Slide 14 - Tekstslide

Leg uit wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en geef voorbeelden.
Bijvoeglijke naamwoorden van werkwoorden
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord, zoals 'het kussende paar' en 'het gekuste meisje'.

Slide 15 - Tekstslide

Benadruk dat sommige bijvoeglijke naamwoorden afgeleid zijn van werkwoorden en geef voorbeelden.
Quizvraag
Welke vorm heeft een bijvoeglijk naamwoord meestal?

Slide 16 - Tekstslide

Stel de vraag en geef de leerlingen de tijd om het antwoord te bedenken. Bespreek daarna het juiste antwoord.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.