Kapitel 3: bezittelijk voornaamwoord

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Lernbox 1+2: vertaal de woorden

1. das Klavier
2. entscheiden
3. der Gutschein
4. ordentlich
5. das Wohnzimmer
6. tauschen
7. die Welt
8. reden

Bezittelijk
voornaamwoord

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?

1. Wie
2. heißt
3. deine
4. Oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Was ist sein Name ?

1. Was
2. ist
3. sein
4. Name

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn = mein(e)

jouw = dein(e)

zijn  = sein(e)

haar = ihr(e)

ons/onze   = unser(e)

jullie            = euer/eure

hun             = ihr(e)

uw               = Ihr(e) 

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord!

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

Jij schrijf niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Het bezittelijk voornaamwoord

die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:

der Sohn (m)    = ein Sohn        = mein Sohn

die Tochter (v)  = eine Tochter = deine Tochter

das Baby (o)      = ein Baby        = sein Baby

die Kinder (mv)= keine Kinder = unsere Kinder

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn =

jouw =  

zijn =  

haar =

ons/onze = 

jullie = 

hun = 

uw = 

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.

1. Meine
2. Mein
3. Deine
4. Dein

Das sind..................(onze) Eltern (v).

1. meine
2. dein
3. ihr
4. unsere

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.

1. unser
2. euere
3. unsere
4. euer

Mk: bolletjespapier