Quiz Latijnse woordjes
1 / 28
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
periculum
A
het schip
B
het gevaar
C
de ouders
D
de plaats
Slide 5 - Quizvraag
currere
A
gaan zitten
B
geven
C
lopen, rennen
D
leiden
Slide 6 - Quizvraag
statim
A
eerst
B
weldra
C
dan, op dat moment
D
dadelijk
Slide 7 - Quizvraag
turpis
A
1. alleen
2. enig
B
enorm, reusachtig
C
1. lelijk
2. gemeen
D
1. sterk
2. dapper
Slide 8 - Quizvraag
vires
A
1. de kracht
2. de strijdkrachten
B
(iemands) kinderen
C
de man
D
1. het werk
2. het bouwwerk
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
A
populus
B
vita
C
senex
D
donum
Slide 11 - Quizvraag
A
frater
B
dolor
C
tempus
D
rex
Slide 12 - Quizvraag
A
pulcher
B
malus
C
laetus
D
altus
Slide 13 - Quizvraag
A
amare
B
tenere
C
interficere
D
properare
Slide 14 - Quizvraag
A
tandem
B
tres
C
iam
D
ita
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Adesse, dicere en videre zijn ... Hoe zie je dat in de woordenlijst?
Slide 17 - Open vraag
Oculus, ager en vita zijn ... Hoe zie je dat in de woordenlijst?
Slide 18 - Open vraag
Totus, omnis en facilis zijn ... Hoe zie je dat in de woordenlijst?
Slide 19 - Open vraag
femina - homo - silva - primum
A
femina
B
silva
C
homo
D
primum
Slide 20 - Quizvraag
alius - ingens - avus - novus
A
alius
B
avus
C
ingens
D
novus
Slide 21 - Quizvraag
audire - semper - exspectare - petere
A
audire
B
exspectare
C
semper
D
petere
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
egoïst
Slide 24 - Woordweb
la fin
Slide 25 - Woordweb
accident
Slide 26 - Woordweb
defensie
Slide 27 - Woordweb
lokaal
