4.13 - 4.14

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Nodig voor deze les

Werkbladen thema 4:

4.13 a

4.13b

4.14

Voorkennis activeren: snipperen

1. Vouw het blaadje 3 keer tot je 8 vakjes hebt.
2. Scheur de 8 vakjes los. Je hebt dan 8 briefjes.
3. Schrijf op elk briefje een woord.
4. Bespreek met je buurman welke woorden bij elkaar horen.
5. Leg de briefjes die bij elkaar horen, naast elkaar.

Werkvorm ‘Snipperen’ Focus op VUT, blz 42.

Geef elke cursist een leeg A4’tje

Laat de cursisten de A4’tjes 3 x vouwen tot ze 8 vakjes hebben.

Laat ze van dat A4’tje 8 briefjes scheuren.

Geef ze een dictee van 8 woorden die met het lesonderdeel te maken hebben. Er moeten steeds twee woorden bij elkaar passen.

De cursisten schrijven op elk briefje het gedicteerde begrip.

Daarna bespreken ze in tweetallen welke woorden bij elkaar horen.

4.12 Op de markt

Terugkijken naar 4.12

Kilo, pond en ons

Wat kan je kopen op de markt?

de kilo (kg)

•  een gewicht van 1000 gram 
• meervoud: kilo's 
• Zin: Het pak suiker weegt één kilo.
• Zin: Als ik op de weegschaal sta zie je dat ik                                  61 kilo weeg.

duur

• iets wat veel geld kost
• niet goedkoop

• zin: De jas is heel duur.
• zin: Deze dure schoenen vind ik heel mooi.

half

• de helft
• half - halve
• half > < heel
• tijd: de helft van een uur

zin: Ik eet een halve appel

zin: Om half negen moet ik op school zijn

de druif / de druiven

de komkommer

1. Schrijf

2. Schrijf

Welk gewicht hoort bij het product?

1 kilo

1 gram

200 gram

1000 kg

Lees

Wat leer je vandaag?

Ik kan iemand vriendelijk vragen me te helpen.	Ik weet wat de woorden: de zak, de wortels, de bonen, de sla, de bananen, de peren, de sinaasappels, de citroenen, de soorten en alle betekenen.
Ik kan een korte boodschappenlijst schrijven.	Ik kan deze woorden verstaan, uitspreken en schrijven.
Ik kan groente en fruit afwegen in de supermarkt.	Ik kan een korte vraagzin maken met de vraagwoorden: wie, wat, waar, wanneer en hoeveel.
Functioneel	Structureel

Voorkennis ophalen

Werkvorm zoek de fout:

In tweetallen zoeken de cursisten de fout.

Vraag klassikaal een paar tweetallen uit te leggen wat precies de fout is.

Is dit groente of fruit?

Is dit groente of fruit?

Is dit groente of fruit?

Is dit groente of fruit?

Is dit groente of fruit?

Is dit groente of fruit?

Is dit groente of fruit?

Welk plaatje hoort bij het woord?

gratis

alle soorten

soorten

bedrag

4.13 Van € 1,50 voor € 0,99

1. Maak opdracht 93, 94, 95, 96, 98 en 99 in je boek. 
2. Je hebt hiervoor 20 minuten de tijd.
   
3. Wissel van boek met je buurman/buurvrouw.
   
4. Bespreek de verschillen

Docent deelt tekst 4.9 uit

Opdracht 97

Hoeveel woorden heeft de zin?

https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=108237134&cmid=7522

Opdracht 100

https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=108237385&cmid=14601

Laat het filmpje zien.

Geef daarna de volgende kijkvraag:

Welke vragen hoor je?

Laat het filmpje nog een keer zien.

Cursisten onthouden of schrijven de vragen op.

Laat het filmpje voor de derde keer zien.

Meneer, mag ik u iets vragen?

Meneer, kunt u even met me meelopen?

Jij ook één?

Heb je alle boodschappen kunnen vinden? 

Oh, waarom niet?

Lees

wat weet je over 'het woord'?

Hoeveel lettergrepen heeft het woord?

Opdracht 102

Zet een streep na de lettergrepen.

Opdracht 104

Opdracht 103

In tweetallen: zoek je partner

Cursist A: lees het woord

Cursist B: zeg hoeveel lettergrepen het woord heeft.

Vond je deze les moeilijk of makkelijk?

Moeilijk!

Een beetje moeilijk

Een beetje makkelijk

Makkelijk