Les 2: kritisch denken

Burgerschap les 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Burgerschap les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat kritisch denken is en welke kritische denkvaardigheden er zijn
  • Aan het einde van de les kan je uitleggen wat een aanname is
  • Aan het einde van de les kun je onderscheid maken tussen feiten en meningen
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is.  

Slide 2 - Tekstslide

De doodstraf moet weer worden ingevoerd.

Slide 3 - Tekstslide

Kritisch denken
Heel belangrijk op de arbeidsmarkt, in de samenleving en voor jullie persoonlijke ontwikkeling want:
  • Grote zelfredzaamheid
  • Heel veel informatie 
  • Veranderende arbeidsmarkt 

Slide 4 - Tekstslide

Kritisch denken
Niet 'wat' we denken, maar 'hoe' we denken. 
Kritisch denken is het proces om te komen tot een gegrond en door betrouwbare bronnen onderbouwd oordeel. 
(Oordeel: Keuze, mening of oplossing voor een maatschappelijk of politiek probleem)

Slide 5 - Tekstslide

Kritisch denken 
Bestaat uit vier fases:
  1. Verzamelen = je vormt een beeld en verzamelt verschillende informatiebronnen. 
  2. Beoordelen = weeg de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van je bronnen en maak onderscheid tussen feiten, meningen, aannames en beweringen. Ben je objectief of juist bevooroordeeld?
  3. Analyseren = Ordenen van je argumenten.
  4. Concluderen = Het trekken van een conclusie op basis van gevonden informatie. 

De fases zijn niet altijd opeenvolgend. Soms heb je al een conclusie en probeer je d.m.v. een terugredenering je argumenten en informatiebronnen te verzamelen. 

Slide 6 - Tekstslide

Aanname
Definitie aanname = iets waarvan je aanneemt dat het zo is. 
Dat kan automatisch zijn, maar
ook uitstekend onderbouwd. Het blijft echter een aanname totdat het feit bewezen is. 

Aannamen maken we de hele dag door.

Slide 7 - Tekstslide

Feit
Een feit kun je controleren.
Een feit is iets wat echt zo is.

Een week heeft 7 dagen.
Een jaar heeft 4 seizoenen.
Muggen veroorzaken van alle dieren de meeste doden.

Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Slide 8 - Tekstslide

Mening
Een mening kun je niet controleren.
Een mening is van jou.
Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.

Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
Pizza's zijn niet lekker.
Mensen met rode schoenen hebben geen gevoel voor mode.

Je onderbouwt je mening met argumenten.
Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Slide 9 - Tekstslide

Aanname of feit?
Een Quiz

Slide 10 - Tekstslide

Elizabeth II is overleden.
A
Aanname
B
Feit

Slide 11 - Quizvraag

De lonen zijn erg laag.
A
Aanname
B
Feit

Slide 12 - Quizvraag

De deur is geopend
A
Aanname
B
Feit

Slide 13 - Quizvraag

Egypte is het oudste land ter wereld.
A
Aanname
B
Feit

Slide 14 - Quizvraag

Opdrachten
Vanaf blz. 14:
Opdr. 4 t/m 9

Slide 15 - Tekstslide

Over de lijn

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen controleren
  • Aan het einde van de les weet je wat kritisch denken is en welke kritische denkvaardigheden er zijn
  • Aan het einde van de les kan je uitleggen wat een aanname is
  • Aan het einde van de les kun je onderscheid maken tussen feiten en meningen
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is.  

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide