Inburgering 9 april online
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Een sinaasappel is ................
A
rood
B
roze
C
paars
D
oranje
Slide 2 - Quizvraag
Een ................. is geel.
A
banaan
B
kiwi
C
courgette
D
bloemkool
Slide 3 - Quizvraag
Wat is GEEN groente?
A
de bloemkool
B
de perzik
C
de broccoli
D
de wortel
Slide 4 - Quizvraag
Een .................. zorgt voor zieke mensen
A
schoonmaker
B
chauffeur
C
verpleegkundige
D
premier
Slide 5 - Quizvraag
Alle informatie staat in ...............
A
de fles
B
de huisarts
C
de folder
D
de baas
Slide 6 - Quizvraag
De les .................... om 21.00 uur.
A
eindigt
B
eindig
C
eindigen
D
eindigdt
Slide 7 - Quizvraag
Een ................... werkt vaak aan een bureau.
A
monteur
B
manager
C
glazenwasser
D
loodgieter
Slide 8 - Quizvraag
Wat is GEEN fruit?
A
de ui
B
de aardbei
C
de bes
D
de mandarijn
Slide 9 - Quizvraag
Naast mijn bed staat een ......................
A
schuur
B
gordijn
C
voordeur
D
nachtkastje
Slide 10 - Quizvraag
Bij juridische problemen heb je een .................. nodig.
A
avocaat
B
advocaat
C
avocado
D
avocaato
Slide 11 - Quizvraag
Je belt een ....................., als je problemen hebt met het sanitair.
A
kapper
B
slager
C
bouwvakker
D
loodgieter
Slide 12 - Quizvraag
Een appeltaart bak je in de ................
A
magnetron
B
oven
C
ovenhandschoen
D
kopje
Slide 13 - Quizvraag
Als de spaghetti gaar is, gooi je het in een .................
A
vergiet
B
emmer
C
deegroller
D
theedoek
Slide 14 - Quizvraag
De kleuren van de Nederlandse vlag zijn:
A
rood, wit, oranje
B
wit, oranje, blauw
C
rood, blauw, oranje
D
rood, wit, blauw
Slide 15 - Quizvraag
Het boek ligt daar op tafel. Ik wijs naar ................ boek.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 16 - Quizvraag
Er staan veel auto's voor ons huis. .................. auto's staan op straat.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 17 - Quizvraag
Ik heb een tas in mijn handen. ................... tas is zwaar.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 18 - Quizvraag
Jij aait het hondje van de buren. ................. hondje is lief.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 19 - Quizvraag
Deze zin met uitstappen is correct.
A
Wij uitstappen op het Museumplein.
B
Wij stappen uit op het Museumplein
C
Wij uit op het Museumplein stappen.
Slide 20 - Quizvraag
Deze zin met inleveren is correct.
A
Lever jij jouw huiswerk morgen in?
B
Lever jij in jouw huiswerk morgen?
C
Inlever jij jouw huiswerk morgen?
Slide 21 - Quizvraag
De zin met meenemen is correct.
A
Wij nemen een taart mee.
B
Wij mee een taart nemen.
C
Wij nemen mee een taart.
