V2 -K3 Grammatik herhaling der,die,das en meervoud

V2 - Woche 47 - Stunde 1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V2 - Woche 47 - Stunde 1

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Wochenaufgaben checken
  • K4 - Paragraf E: Grammatik

Wiederholung Toets Grammatik: 
  • het geslacht van zelfstandig naamwoorden
  • meervoud zelfstandig naamwoorden

Selbstständig arbeiten:
  • Online: Wiederholung (WHA) 3
  • Lernen Prüfung Grammatik 1




Ziele

  • Je kunt de hoofdregels voor het geslacht voor zelfstandig naamwoorden gebruiken. 

  • Je kent de hoofdregels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden.





Freitag = Prüfung Grammatik 1

Slide 2 - Tekstslide

Inhhalt Prüfung Grammatik 1
  • Kapitel 1 & 2 - E: Grammatik: Onregelmatige werkwoorden sein, haben, werden o.t.t.

  • Kapitel 3 - E: Grammatik: Geslacht zelfstandig naamwoorden en meervoud zelfstandig naamwoorden 

  • Kapitel 4 - E: Grammatik: Zwakke werkwoorden o.t.t. + stam op d/t en sis-klank en voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Der...Die...Das

Slide 4 - Tekstslide

Dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 5 - Quizvraag

Woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung, -ik, -ei- tät, -ion , -ur
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 6 - Quizvraag

verkleinwoorden (eindigen op -chen & -lein)
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 7 - Quizvraag

veel woorden die eindigen op een '-e'
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 8 - Quizvraag

Nederlandse 'het' woorden
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 9 - Quizvraag

mannelijke personen en dieren
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 10 - Quizvraag

vrouwelijke personen en dieren
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 11 - Quizvraag

Regels voor het maken van het meervoud!






boek op bladzijde 81!

Slide 12 - Tekstslide

Welke regel(s) voor het meervoud hoort bij welk geslacht?
Vrouwelijk
Mannelijk
Onzijdig
zelfstandig naamwoord + e
(+ Umlaut op a, u, o, au)
zelfstandig naamwoord + n / + en of +nen
zelfstandig naamwoord + e
zelfstandig naamwoorden die eindigen op -el,-er, en geen verandering
zelfstandig naamwoorden + s bij woorden die eindigen op -y, -o, -a 

Slide 13 - Sleepvraag

het meervoud van
der Satz
A
die Sätze
B
die Satze

Slide 14 - Quizvraag

die Oma
A
die Oma's
B
die Omas

Slide 15 - Quizvraag

der Hengst
A
die Hengste
B
die Hëngste

Slide 16 - Quizvraag

die Vorbereitung
A
die Vorbereitungen
B
die Vorbereitunge

Slide 17 - Quizvraag

das Spiel
A
die Spiele
B
die Spielen

Slide 18 - Quizvraag

das Mädchen
A
die Mädchene
B
die Mädchen

Slide 19 - Quizvraag

die Kollegin (collega)
A
die Kolleginen
B
die Kolleginnen

Slide 20 - Quizvraag

Wiederholung (WHA) 3
Online machen: 
  • Wiederholung 3 (WHA 3)
  • Hulpmiddel: Probeer zo veel mogelijk zelf te doen. Weet je het het echt niet, kijk in het leeroverzicht van K3 bij de Grammatik
Zeit: diese Stunde
Fertig = 
  • Slim Stampen K3 afronden
  • Lernen Prüfung Grammatik 1 (zie som voor leerstof)

Slide 21 - Tekstslide

nächste Stunde
Grammatik: haben, sein, werden & zwakke werkwoorden 

Wortschatz wiederholen

Slide 22 - Tekstslide

De regels voor meervoud
1 Mannelijk (der)
Umlaut + e
(alleen  umlaut op a, u, o) 
der Ball - die Bälle
der Schritt - die Schritte
2 vrouwelijk (die)
+(e)n
die Straße - die Straßen, die Prüfung - die Prüfungen
3 Onzijdig (das)
+e
das Heft - die Hefte
4 Mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
-
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
5 Veel woorden die eindigen op -a, -i, -0, -y
+s
das Handy - die Handys
die Oma - die Omas

Slide 23 - Tekstslide

Opmerkingen
  • Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands een verdubbeling van de n of s op. Voorbeeld:
     de vriendin - de vriendinnen - die Freundin, die Freundinnen
     de gebeurtenis, de gebeurtenissen - das Ereignis, die Ereignisse

  • Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het meervoud alleen        een -n. Voorbeeld:  die Cousine, die Cousinen, die Schwester, die Schwestern 

  • Bij de ''au'' komt de Umlaut op 'a'. Voorbeeld: der Maus - die Mäuse

  • Bij samengestelde woorden komt Umlaut op laatste woord: Urlaubsgrüße

Slide 24 - Tekstslide

der Stundenplan
Arbeite zu zweit. 

Eine stellt eine Frage anhand des Studenplans. Die Frage wird in einem Satz beantwortet mit angabe von Zeit, Fach und Tag.
Danach Rollen wechseln.

Bespiel:
Frage: Wann hast du Deutsch?
Antwort: Ich habe am Montag um fünf vor acht Deutsch. 
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide