Verkleinwoorden

verkleinwoorden


Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

verkleinwoorden


Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord.
- Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden.
- Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben:
-je, -tje, -etje, -pje, -kje

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar

Slide 3 - Sleepvraag

Verkleinwoorden
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 4 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 5 - Quizvraag

Verkleinwoorden
A
display'tje
B
displaytje

Slide 6 - Quizvraag

Verkleinwoorden
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje

Slide 7 - Quizvraag

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 8 - Quizvraag



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 9 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

auto

Slide 10 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

baby

Slide 11 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van...
radio?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van getal?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
koning

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
tv

Slide 16 - Open vraag