1a. 1 - verschrompelt
2 - valt af
3 - valt af
4 - verschrompelt
5 - groeit
6 -groeit
1b. 4 -> 2 -> 5 -> 1 -> 3
2a. B + C + E + H
4. 18 stuifmeelkorrels
9 vruchtbeginsels
18 zaadbeginsels
18 eicellen
5. 1 = vruchtbeginsel 2 = bloembodem
6a. Vogels hebben de bessen gegeten en de
zaden in de dakgoot uitgepoept.
6b. Het vruchtvlees zorgt ervoor dat dieren de vruchten (met daarin de zaden) eten. De
zaden worden niet verteerd, maar op een andere plaats uitgepoept.
7a. Uit 2 stampers, want 1 vanillevrucht is ontstaan 1 vruchtbeginsel van 1 stamper.
7b. Uit 3000 zaadbeginsels, want er zijn 3000 (2 × 1500) zaadjes en elk zaadje is ontstaan uit een zaadbeginsel.